Home

Hoge Raad, 13-07-2018, ECLI:NL:HR:2018:1142, 18/00226

Hoge Raad, 13-07-2018, ECLI:NL:HR:2018:1142, 18/00226

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
13 juli 2018
Datum publicatie
13 juli 2018
ECLI
ECLI:NL:HR:2018:1142
Formele relaties
Zaaknummer
18/00226

Inhoudsindicatie

HR: art. 81.1 RO.

Uitspraak

13 juli 2018

nr. 18/00226

Arrest

gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 7 december 2017, nrs. 15/00347 tot en met 15/00374, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nrs. AWB 12/6542 tot en met 12/6544, AWB 12/6546 tot en met 12/6564, AWB 12/6566, AWB 12/6568 en AWB 12/6572 tot en met 12/6575) betreffende de aan belanghebbende over de jaren 1990 tot en met 2007 opgelegde (navorderings)aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen, de over de jaren 1991 tot en met 2000 opgelegde navorderingsaanslagen vermogensbelasting, de daarbij gegeven beschikkingen inzake een verhoging dan wel boetebeschikkingen en de daarbij gegeven beschikkingen inzake heffingsrente.

1 Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij vijf middelen voorgesteld.

De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

2 Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3 Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4 Beslissing