Home

Hoge Raad, 13-07-2018, ECLI:NL:HR:2018:1145, 17/05452

Hoge Raad, 13-07-2018, ECLI:NL:HR:2018:1145, 17/05452

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
13 juli 2018
Datum publicatie
13 juli 2018
ECLI
ECLI:NL:HR:2018:1145
Zaaknummer
17/05452

Inhoudsindicatie

HR: art. 80a RO.

Uitspraak

13 juli 2018

nr. 17/05452

Arrest

gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 11 oktober 2017, nr. 17/00132, op het hoger beroep van de Ontvanger tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland (nr. ARN 16/263) betreffende de ten aanzien van belanghebbende gegeven beschikking tot aansprakelijkstelling ingevolge de Invorderingswet 1990 voor de van VOF [A] te [Q] nageheven loonheffingen over het tijdvak 1 januari 2009 tot en met 31 december 2009.

1 Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.

De Hoge Raad zal daarom – gezien artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur‑Generaal – het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk verklaren.

2 Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk.

Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 13 juli 2018.