Hoge Raad, 07-12-2018, ECLI:NL:HR:2018:2268, 18/01368
Hoge Raad, 07-12-2018, ECLI:NL:HR:2018:2268, 18/01368
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 7 december 2018
- Datum publicatie
- 7 december 2018
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2018:2268
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2018:1364
- Zaaknummer
- 18/01368
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
7 december 2018
Nr. 18/01368
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van [X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 27 februari 2018, nrs. 17/00186 en 17/00187, op de hoger beroepen van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland (nrs. HAA 13/4796 en 13/4797) betreffende een door belanghebbende afgedragen bedrag aan loonheffing over het tijdvak maart 2013 en een aan belanghebbende over dat tijdvak opgelegde naheffingsaanslag in de loonheffing.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij twee middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
2 Beoordeling van de middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3 Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.