Home

Hoge Raad, 25-05-2018, ECLI:NL:HR:2018:757, 17/03325

Hoge Raad, 25-05-2018, ECLI:NL:HR:2018:757, 17/03325

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
25 mei 2018
Datum publicatie
25 mei 2018
ECLI
ECLI:NL:HR:2018:757
Formele relaties
Zaaknummer
17/03325

Inhoudsindicatie

Artikel 30fb, lid 4, AWR. Belastingrente. Is sprake van een op de door de Inspecteur voorgeschreven wijze gedaan verzoek om herziening van de voorlopige aanslag inkomstenbelasting?

Uitspraak

25 mei 2018

nr. 17/03325

Arrest

gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 30 mei 2017, nr. 16/00520, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland (nr. AWB 15/5482) betreffende de ten aanzien van belanghebbende voor het jaar 2012 gegeven beschikking inzake belastingrente. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

1 Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld.

De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend. Hij heeft tevens incidenteel beroep in cassatie ingesteld.

Het beroepschrift in cassatie en het geschrift waarbij incidenteel beroep in cassatie is ingesteld, zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.

Belanghebbende heeft in het principale beroep een conclusie van repliek ingediend. Belanghebbende heeft tevens schriftelijk haar zienswijze omtrent het incidentele beroep naar voren gebracht.

2 Uitgangspunten in cassatie

2.1.1.

Op 17 december 2013 heeft belanghebbende voor het jaar 2012 aangifte gedaan voor de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen. In de aangifte is een bedrag aan te verrekenen dividendbelasting vermeld van € 1.100.644. Met dagtekening 21 februari 2014 heeft de Inspecteur op basis van deze aangifte een voorlopige aanslag vastgesteld met een door belanghebbende te ontvangen bedrag van € 1.051.833.

2.1.2.

Op 11 februari 2014 heeft de Inspecteur van belanghebbende voor het jaar 2012 een gewijzigde aangifte ontvangen, waarin een bedrag van € 47.167 aan te verrekenen dividendbelasting is vermeld. Belanghebbende en haar echtgenoot hebben alsnog ervoor gekozen om een bedrag van € 1.053.477 aan te verrekenen dividendbelasting bij de echtgenoot in aanmerking te nemen.

2.1.3.

Belanghebbende heeft bij brief van 7 maart 2014 bezwaar gemaakt tegen de in 2.1.1 bedoelde voorlopige aanslag. Deze brief is op 10 maart 2014 door de Inspecteur ontvangen.

2.1.4.

De Inspecteur heeft een nadere voorlopige aanslag met dagtekening 16 mei 2014 vastgesteld, met een door belanghebbende te betalen bedrag aan belasting van € 1.053.477. Gelijktijdig met deze voorlopige aanslag is aan belanghebbende bij beschikking € 33.886 belastingrente in rekening gebracht. De belastingrente is berekend over het tijdvak 1 juli 2013 tot en met 27 juni 2014.

2.2.

Voor het Hof was in geschil of aan belanghebbende terecht en tot het juiste bedrag belastingrente in rekening is gebracht.

2.3.

Het Hof heeft overwogen dat de Inspecteur terecht belastingrente aan belanghebbende in rekening heeft gebracht, maar dat hij er geen rekening mee heeft gehouden dat volgens artikel 30fb van de AWR bij herziening van een voorlopige aanslag overeenkomstig een op de door de inspecteur aangegeven wijze ingediend verzoek het tijdvak waarover belastingrente wordt berekend uiterlijk 14 weken na de datum van ontvangst van het verzoek eindigt.

Het Hof heeft vervolgens beslist dat het door belanghebbende bij brief van 7 maart 2014 ingediende bezwaar als een zodanig verzoek moet worden aangemerkt en dat daarom aan haar van 1 juli 2013 tot uiterlijk 13 juni 2014 belastingrente in rekening gebracht kan worden.

3 Beoordeling van de in het principale beroep voorgestelde middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4 Beoordeling van het in het incidentele beroep voorgestelde middel

5 Proceskosten

6 Beslissing