Hoge Raad, 01-06-2018, ECLI:NL:HR:2018:808, 17/05464
Hoge Raad, 01-06-2018, ECLI:NL:HR:2018:808, 17/05464
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 1 juni 2018
- Datum publicatie
- 1 juni 2018
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2018:808
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHARL:2017:8755
- Zaaknummer
- 17/05464
Inhoudsindicatie
HR: art. 81.1 RO.
Uitspraak
1 juni 2018
nr. 17/05464
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 10 oktober 2017, nrs. 16/01351 tot en met 16/01356, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland (nrs. AWB 15/6787, 15/6789, 15/6791, 15/7593, 15/7594 en 15/7595) betreffende de aan belanghebbende voor de jaren 2009 tot en met 2012 opgelegde (navorderings)aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en de voor de jaren 2009 en 2012 opgelegde (navorderings)aanslagen in de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet en de daarbij gegeven beschikkingen inzake heffingsrente en belastingrente.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
2 Beoordeling van de middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3 Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.