Hoge Raad, 01-06-2018, ECLI:NL:HR:2018:812, 17/04436
Hoge Raad, 01-06-2018, ECLI:NL:HR:2018:812, 17/04436
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 1 juni 2018
- Datum publicatie
- 1 juni 2018
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2018:812
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHARL:2017:6777
- Zaaknummer
- 17/04436
Inhoudsindicatie
HR: art. 81.1 RO.
Uitspraak
1 juni 2018
nr. 17/04436
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 8 augustus 2017, nrs. 16/00555 en 16/00556, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland (nrs. AWB 15/3933 en AWB 15/3935) betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2010 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen, alsmede de voor dat jaar opgelegde aanslag in de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij twee middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft de zaak doen toelichten door D.N.N. Jansen, advocaat te Amsterdam.
2 Beoordeling van de middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3 Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.