Home

Hoge Raad, 20-09-2019, ECLI:NL:HR:2019:1382, 19/01245

Hoge Raad, 20-09-2019, ECLI:NL:HR:2019:1382, 19/01245

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
20 september 2019
Datum publicatie
20 september 2019
ECLI
ECLI:NL:HR:2019:1382
Formele relaties
Zaaknummer
19/01245

Inhoudsindicatie

HR: 81.1 RO.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 19/01245

Datum 20 september 2019

ARREST

in de zaak van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen

de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

op het beroep in cassatie gericht tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 29 januari 2019, nr. 17/00627, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland (nr. AWB 16/4981) betreffende de ten aanzien van belanghebbende gegeven beschikking als bedoeld in artikel 24, lid 8, van de Invorderingswet 1990, het verzoek van belanghebbende om toekenning van een dwangsom en een vordering van belanghebbende uit hoofde van onverschuldigde betaling.

1 Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.

De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

2 Beoordeling van de klachten

De klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3 Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4 Beslissing