Home

Hoge Raad, 08-03-2019, ECLI:NL:HR:2019:332, 18/04691

Hoge Raad, 08-03-2019, ECLI:NL:HR:2019:332, 18/04691

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
8 maart 2019
Datum publicatie
8 maart 2019
ECLI
ECLI:NL:HR:2019:332
Zaaknummer
18/04691

Inhoudsindicatie

HR verklaart het beroep in cassatie n-o met toepassing van art. 80a RO.

Uitspraak

8 maart 2019

Nr. 18/04691

Arrest

gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant van 20 september 2018, nr. BRE 17/8010, op het verzet van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank van 30 april 2018.

1 Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep of omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.

De Hoge Raad zal daarom – gezien artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur‑Generaal – het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk verklaren.

2 Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk.

Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 8 maart 2019.