Hoge Raad, 09-06-2020, ECLI:NL:HR:2020:1009, 18/02984
Hoge Raad, 09-06-2020, ECLI:NL:HR:2020:1009, 18/02984
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 9 juni 2020
- Datum publicatie
- 9 juni 2020
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2020:1009
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHDHA:2018:1690
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2020:579
- Zaaknummer
- 18/02984
Inhoudsindicatie
Mensenhandel, meermalen gepleegd (art. 273f Sr). 1. Innerlijke tegenstrijdigheid tussen motivering bewezenverklaring en motivering (deel)vrijspraak. 2. In strijd met art 6 EVRM nagelaten ambtshalve (belastende) getuigen op te roepen en ttz. te horen? 3. Bewijsminimum (unus testis), art. 342.2 Sv. 4. Omzetting vervangende hechtenis in gijzeling bij schadevergoedingsmaatregel, art. 36f Sr.
Ad 1., 2. en 3. HR: art. 81.1 RO.
Ad 4. HR ambtshalve: Hof heeft verdachte verplichtingen opgelegd om aan Staat ten behoeve van in arrest genoemde slachtoffers in arrest vermelde bedragen te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door in arrest telkens genoemd aantal dagen hechtenis. HR zal ‘s hofs uitspraak ambtshalve vernietigen v.zv. daarbij telkens vervangende hechtenis is toegepast overeenkomstig hetgeen is beslist in ECLI:NL:HR:2020:914. HR bepaalt dat met toepassing van art. 6:4:20 Sv telkens gijzeling van gelijke duur kan worden toegepast.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 18/02984
Datum 9 juni 2020
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 27 juni 2018, nummer 22/003476-17, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988,
hierna: de verdachte.
1 Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft M. Berndsen, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging, tot vermindering van de hoogte daarvan naar de gebruikelijke maatstaf, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De raadsman van de verdachte heeft daarop schriftelijk gereageerd.
2 Beoordeling van het eerste, het tweede en het derde cassatiemiddel
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3 Beoordeling van het vierde cassatiemiddel
Het cassatiemiddel klaagt dat in de cassatiefase de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden omdat de stukken te laat door het hof zijn ingezonden.
Het cassatiemiddel is gegrond. Dit moet leiden tot vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van 44 maanden.