Home

Hoge Raad, 09-10-2020, ECLI:NL:HR:2020:1507, 17/02030

Hoge Raad, 09-10-2020, ECLI:NL:HR:2020:1507, 17/02030

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
9 oktober 2020
Datum publicatie
9 oktober 2020
ECLI
ECLI:NL:HR:2020:1507
Formele relaties
Zaaknummer
17/02030

Inhoudsindicatie

Antidumpingrechten; postonderverdeling 7318 15 10 van de GN; Vo. (EG) nr. 384/96; Vo. (EG) nr. 91/2009; invoer van ijzeren en stalenbevestigingsmiddelen van oorsprong uit China; geldigheid Vo. (EG) nr. 91/2009; HvJ 9 juli 2020, Donex Shipping and Forwarding BV, C-104/19; uitleg begrip gedraaide schroeven.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 17/02030

Datum 9 oktober 2020

ARREST

in de zaak van

[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen

de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 4 april 2017, nrs. 15/00534 en 15/00535, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland (nrs. HAA 14/2459 en HAA 14/2460), betreffende aan belanghebbende uitgereikte uitnodigingen tot betaling van antidumpingrechten. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

1 Geding in cassatie

1.1

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.De Staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.De Advocaat-Generaal C.M. Ettema heeft op 3 april 2018 geconcludeerd tot schorsing van het geding en tot het verzoeken om een prejudiciële beslissing aan het Hof van Justitie van de Europese Unie.1Zowel belanghebbende als de Staatssecretaris heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.

1.2

Bij brief van 11 februari 2019 heeft de griffier van de Hoge Raad partijen bericht dat de behandeling van de zaak niet kan worden afgerond voordat het Hof van Justitie van de Europese Unie antwoord heeft gegeven op de bij arrest van 8 februari 2019, in de zaak met nummer 17/00303, ECLI:NL:HR:2019:152 (hierna: het verwijzingsarrest), gestelde prejudiciële vragen.Het Hof van Justitie heeft uitspraak gedaan op die vragen bij arrest van 9 juli 2020, Donex Shipping and Forwarding BV, C-104/19, ECLI:EU:C:2020:539 (hierna: het arrest Donex).Partijen zijn in de gelegenheid gesteld te reageren op dit arrest. Zowel belanghebbende als de Staatssecretaris heeft schriftelijk gereageerd.

2 Beoordeling van de middelen

2.1

In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.

2.1.1

Belanghebbende heeft in de periode van 2 juni 2009 tot en met 29 maart 2010 diverse malen aangifte gedaan voor het in het vrije verkeer brengen van bevestigingsmiddelen van staal, waaronder schroeven. In de aangiften heeft belanghebbende hiervoor (onder meer) postonderverdeling 7318 12 90, 7318 14 10, 7318 14 91, respectievelijk 7318 15 59 van de Gecombineerde nomenclatuur (hierna: de GN) opgegeven; als land van oorsprong heeft zij in de aangiften Maleisië vermeld.

2.1.2

Indien stalen bevestigingsmiddelen van deze postonderverdelingen van Chinese oorsprong zijn, zijn daarvoor antidumpingrechten verschuldigd op grond van Vo. 91/20092.

2.1.3

Omdat volgens de Inspecteur onderzoek had uitgewezen dat de hiervoor in 2.1.1 bedoelde bevestigingsmiddelen niet van Maleisische oorsprong maar van Chinese oorsprong zijn, heeft hij in 2012 de op grond van Vo. 91/2009 verschuldigde antidumpingrechten nagevorderd van belanghebbende.

2.2.1

Het Hof heeft - in cassatie onbestreden - geoordeeld dat de Inspecteur heeft bewezen dat de hiervoor in 2.1.1 bedoelde bevestigingsmiddelen de oorsprong China hebben.

2.2.2

Het Hof heeft - voor zover in cassatie van belang - geoordeeld dat hetgeen belanghebbende heeft aangevoerd ter betwisting van de geldigheid van Vo. 91/2009 geen aanleiding is om te twijfelen over de geldigheid van die verordening. Verder heeft het Hof geoordeeld dat de vaststelling van Vo. 2016/2783 niet tot gevolg heeft dat de rechtsgrond aan het opleggen van de onderhavige uitnodigingen tot betaling is komen te ontvallen.

2.2.3

Het Hof heeft verder geoordeeld dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij - in afwijking van hetgeen zij in een aantal aangiften heeft vermeld - gipsplaatschroeven en spaanplaatschroeven heeft ingevoerd van de soort bedoeld in postonderverdeling 7318 15 10 van de GN waarvoor niet op grond van Vo. 91/2009 antidumpingrechten zijn verschuldigd. Het Hof heeft geoordeeld dat met uit massief materiaal gedraaide of gedecolleteerde schroeven in de zin van postonderverdeling 7318 15 10 van de GN wordt gedoeld op schroeven die zijn vervaardigd door het laten ronddraaien van het basismateriaal (staven, baren, profielen of draad) op een draaibank, waarbij met een beitel overtollig materiaal wordt afgedraaid. De hiervoor bedoelde gipsplaatschroeven en spaanplaatschroeven (hierna: de schroeven) zijn volgens het Hof echter niet op deze wijze vervaardigd. De wijze waarop de schroeven volgens de door belanghebbende overgelegde bewijsmiddelen zijn vervaardigd, te weten het tussen twee platen laten bewegen van schroeven waardoor de schroefdraad in de schroef wordt geperst, moet naar het oordeel van het Hof veeleer worden aangemerkt als ‘walsen’ en kan naar het oordeel van het Hof niet op een lijn worden gesteld met ‘draaien’ in de zin van postonderverdeling 7318 15 10 van de GN. Het Hof heeft vervolgens de schroeven, gelet op de in het dossier aanwezige informatie over de aard van de goederen, ingedeeld in postonderverdeling 7318 15 59 van de GN. Die indeling brengt geen wijziging in de hoogte van het toepasselijke antidumpingrecht, aldus het Hof. Het Hof heeft daarom de uitnodigingen tot betaling in stand gelaten.

2.3.1

De middelen 1 tot en met 3 zijn gericht tegen de hiervoor in 2.2.2 weergegeven oordelen van het Hof.

2.3.2

De middelen 1 tot en met 3 falen op de gronden die zijn vermeld in het verwijzingsarrest, in het arrest Donex, en in het arrest dat de Hoge Raad vandaag heeft uitgesproken in de zaak met nummer 17/00303bis, ECLI:NL:HR:2020:1506, waarvan een afschrift aan dit arrest is gehecht.

2.4.1

Middel 4 is gericht tegen het hiervoor in 2.2.3 weergegeven oordeel van het Hof over de tariefindeling van de schroeven. Het middel herhaalt het voor het Hof gehouden betoog dat de schroeven gedraaide schroeven zijn als bedoeld in postonderverdeling 7318 15 10 van de GN.

2.4.2

Post 7318 van de GN luidt - voor zover van belang - als volgt:

“7318 Schroeven, bouten, moeren, kraagschroeven, schroefhaken, massieve klinknagels en klinkbouten, splitpennen en splitbouten, stelpennen en stelbouten, spieën, sluitringen (veerringen en andere verende sluitringen daaronder begrepen) en dergelijke artikelen, van gietijzer, van ijzer of van staal

- artikelen met schroefdraad:

(…)

7318 15 - - andere schroeven en bouten, ook indien met bijbehorende moeren of sluitringen:

(…)

7318 15 10 - - - schroeven, gedraaid of gedecolleteerd uit massief materiaal en waarvan de dikte van de schacht niet meer bedraagt dan 6 mm

- - - andere:

7318 15 20 - - - - voor het bevestigen van bestanddelen van spoorbanen

- - - - andere:

- - - - - zonder kop:

(…)

- - - - - met kop:

- - - - - - met gleuf of kruisgleuf:

7318 15 51 - - - - - - - van roestvrij staal

7318 15 59 - - - - - - - - andere”

2.4.3

De toelichting van de Commissie op postonderverdeling 7318 15 10 van de GN4 luidt:

“Als ‘gedraaid of gedecolleteerd uit massief materiaal’ worden aangemerkt artikelen die uit massieve staven, massieve profielen of massief draad door draaien zijn verkregen. Het is echter niet noodzakelijk dat de artikelen over hun gehele lengte zijn gedraaid.

Behalve het draaien mogen deze artikelen ook nog andere bewerkingen hebben ondergaan, waarbij metaal is weggenomen, bijvoorbeeld frezen, boren, ruimen en schaven. Zij mogen ook voorzien zijn van gleuven en inkepingen. Het is eveneens toegestaan dat de artikelen na het draaien oppervlaktebewegingen of –behandelingen hebben ondergaan, voor zover daardoor geen vormveranderingen zijn ontstaan en mits na deze bewerkingen of behandelingen nog kan worden vastgesteld dat deze artikelen door draaien zijn verkregen.”

2.4.4

Uit de tekst van postonderverdeling 7318 15 10 van de GN en uit de toelichting van de Commissie op die postonderverdeling volgt dat de zinsnede “gedraaid of gedecolleteerd uit massief materiaal” duidt op de wijze waarop schroefdraden worden verkregen.

2.4.5

Voor zover middel 4 aanvoert dat het Hof een onjuiste uitleg van het begrip draaien heeft gegeven, faalt het. Het oordeel van het Hof dat daaronder moet worden verstaan de wijze van vervaardiging van schroeven door het laten ronddraaien van het basismateriaal (staven, baren, profielen of draad) op een draaibank, waarbij met een beitel overtollig materiaal wordt afgedraaid, is - naar niet voor redelijke twijfel vatbaar is - juist. Bij een vergelijking van de Nederlandse versie van postonderverdeling 7318 15 10 van de GN met andere taalversies (vgl. de onderdelen 8.11 tot en met 8.16 van de conclusie van de Advocaat-Generaal) komt naar voren dat niet in alle door de Advocaat-Generaal vergeleken taalversies de beide begrippen draaien en decolleteren worden gebruikt. Bij vergelijking van die taalversies en van de Franse, Duitse en Engelse versie van de toelichting van de Commissie moet echter buiten redelijke twijfel worden geconcludeerd dat in de postonderverdeling 7318 15 10 van de GN de begrippen draaien en decolleteren dezelfde betekenis hebben. Voorts kan uit de Franse, Engelse en Duitse versie van die toelichting worden afgeleid dat met “draaien of decolleteren uit massief materiaal” wordt gedoeld op de productiewijze waarbij uit draaiend massief basismateriaal overtollig materiaal wordt weggenomen. In het licht daarvan heeft het Hof ook terecht geoordeeld dat ‘walsen’ of ‘rollen’ van massief materiaal tussen bewegende platen waardoor een schroefdraad in het materiaal wordt geperst niet op een lijn kan worden gesteld met draaien bedoeld in postonderverdeling 7318 15 10 van de GN.

2.4.6

Middel 4 voor het overige faalt ook. Het oordeel van het Hof dat de schroeven niet zijn verkregen door draaien of decolleteren bedoeld in postonderverdeling 7318 15 10 van de GN, kan, als verweven met waarderingen van feitelijke aard, voor het overige door de Hoge Raad in de cassatieprocedure niet op juistheid worden onderzocht. Het is ook niet onbegrijpelijk of onvoldoende gemotiveerd.

3 Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4 Beslissing