Home

Hoge Raad, 16-10-2020, ECLI:NL:HR:2020:1614, 19/05050

Hoge Raad, 16-10-2020, ECLI:NL:HR:2020:1614, 19/05050

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
16 oktober 2020
Datum publicatie
16 oktober 2020
ECLI
ECLI:NL:HR:2020:1614
Formele relaties
Zaaknummer
19/05050

Inhoudsindicatie

HR: 81.1 RO.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 19/05050

Datum 16 oktober 2020

ARREST

in de zaak van

[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen

de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 8 oktober 2019, nrs. 18/00480 t/m 18/00483, 18/00492 en 18/00493, op de hoger beroepen van belanghebbende en van de Inspecteur tegen een uitspraak van Rechtbank Gelderland (nrs. AWB 17/5393 tot en met 17/5396) betreffende de aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslagen in de kansspelbelasting over de tijdvakken gelegen tussen 1 januari 2011 tot en met 30 april 2017 en de bij de naheffingsaanslagen ten aanzien van het derde en vierde kwartaal van 2016 en ten aanzien van de eerste vier maanden van 2017 gegeven boetebeschikkingen.

1 Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.

De Staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.

Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

2 Beoordeling van de klachten

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3 Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4 Beslissing