Home

Hoge Raad, 21-02-2020, ECLI:NL:HR:2020:297, 18/05331

Hoge Raad, 21-02-2020, ECLI:NL:HR:2020:297, 18/05331

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
21 februari 2020
Datum publicatie
21 februari 2020
ECLI
ECLI:NL:HR:2020:297
Formele relaties
Zaaknummer
18/05331

Inhoudsindicatie

HR: 81.1 RO.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 18/05331

Datum 21 februari 2020

ARREST

in de zaak van

[X] B.V. c.s. te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen

de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 13 november 2018, nrs. 17/00506, 17/00507, 17/00509 en 17/00510, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland (nrs. HAA 16/3894 tot en met HAA 16/3897) betreffende de ten aanzien van belanghebbende voor de jaren 2009, 2010 en 2011 gegeven beschikkingen inzake heffingsrente en de ten aanzien van belanghebbende voor het jaar 2012 gegeven beschikking inzake belastingrente.

1 Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.

De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

2 Beoordeling van de klachten

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3 Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4 Beslissing