Hoge Raad, 01-05-2020, ECLI:NL:HR:2020:829, 19/04831
Hoge Raad, 01-05-2020, ECLI:NL:HR:2020:829, 19/04831
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 1 mei 2020
- Datum publicatie
- 1 mei 2020
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2020:829
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHARL:2019:7342
- Zaaknummer
- 19/04831
Inhoudsindicatie
Artikel 223 Gemeentewet, Verordening Forensenbelasting gemeente Ameland (2017); definitieve aanslag forensenbelasting kan in de loop van het jaar worden opgelegd als vaststaat dat de woning meer dan negentig dagen ter beschikking stond.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 19/04831
Datum 1 mei 2020
ARREST
in de zaak van
het COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE AMELAND
tegen
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 10 september 2019, nr. 19/00180, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland (nr. LEE 17/4046) betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2017 opgelegde aanslag in de forensenbelasting van de gemeente Ameland. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
1 Geding in cassatie
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ameland (hierna: het College) heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
Het College heeft een conclusie van repliek ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van dupliek ingediend.
2 Beoordeling van de klachten
In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
Belanghebbende woont in [Z]. Hij is eigenaar van een woning in de gemeente Ameland (hierna: de woning). Belanghebbende heeft met betrekking tot de woning een verhuurovereenkomst gesloten met de VVV in Ameland. De heffingsambtenaar van de gemeente Ameland heeft aan belanghebbende met dagtekening 15 september 2017 een aanslag forensenbelasting opgelegd voor het jaar 2017.
Het Hof heeft de aanslag vernietigd. Daarbij heeft het Hof overwogen dat de heffingsambtenaar ten tijde van het opleggen van de aanslag nog niet beschikte over alle voor het vaststellen van de belastingschuld benodigde gegevens, aangezien niet viel uit te sluiten dat belanghebbende zich contractueel zodanig had verbonden dat de woning hem niet op meer dan 90 dagen ter beschikking stond. De Verordening Forensenbelasting van de gemeente Ameland voor het jaar 2017 (hierna: de Verordening) biedt de mogelijkheid voorlopige aanslagen forensenbelasting op te leggen maar de heffingsambtenaar heeft daar niet voor gekozen, aldus het Hof.
De tegen het in 2.2 weergegeven oordeel van het Hof gerichte klachten betogen dat de definitieve aanslag kon worden opgelegd omdat op 15 september 2017 was voldaan aan het belastbare feit dat de woning op meer dan 90 dagen aan belanghebbende ter beschikking had gestaan. Het Hof had de juistheid van de aanslag moeten beoordelen op basis van de aan het Hof ter beschikking staande gegevens, aldus de klachten.
Artikel 2, lid 1, van de Verordening bepaalt dat onder de naam “forensenbelasting” een directe belasting wordt geheven van de natuurlijke personen die, zonder in de gemeente hoofdverblijf te hebben, er op meer dan 90 dagen van het belastingjaar voor zich of hun gezin een gemeubileerde woning beschikbaar houden.
Artikel 6 van de Verordening bepaalt dat het belastingjaar gelijk is aan het kalenderjaar.
Uit de in 2.4.1 genoemde bepalingen van de Verordening volgt dat forensenbelasting materieel verschuldigd is zodra in een kalenderjaar een woning op meer dan negentig dagen ter beschikking heeft gestaan. Vanaf dat moment kan de grootte van de forensenbelasting voor dat kalenderjaar worden vastgesteld en kan de definitieve aanslag in de forensenbelasting worden opgelegd.1 De heffingsambtenaar heeft gesteld dat de woning op 15 september 2017 op meer dan 90 dagen aan belanghebbende ter beschikking stond. Gelet op het vorenstaande had het Hof de juistheid van die stelling mede aan de hand van de verhuurovereenkomst tussen belanghebbende en de VVV in Ameland moeten beoordelen.
Uit hetgeen in 2.4.2 is overwogen volgt dat de uitspraak van het Hof berust op een onjuiste rechtsopvatting. De uitspraak van het Hof kan niet in stand blijven. Verwijzing moet volgen.
3 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.