Home

Hoge Raad, 25-06-2021, ECLI:NL:HR:2021:1008, 20/01397

Hoge Raad, 25-06-2021, ECLI:NL:HR:2021:1008, 20/01397

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
25 juni 2021
Datum publicatie
25 juni 2021
ECLI
ECLI:NL:HR:2021:1008
Formele relaties
Zaaknummer
20/01397

Inhoudsindicatie

HR: 81.1 RO.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 20/01397

Datum 25 juni 2021

ARREST

in de zaak van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen

het COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE AMSTERDAM

op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 10 maart 2020, nrs. 18/00748 tot en met 18/00800, op het hoger beroep van de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam tegen een uitspraak van de Rechtbank Amsterdam (nrs. AMS 17/1402 e.v.) betreffende een door belanghebbende gedaan verzoek om een veroordeling in de proceskosten en een vergoeding van griffierecht.

1 Geding in cassatie

Belanghebbende, vertegenwoordigd door J. van Gemert, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, vertegenwoordigd door J.G. Bakker, heeft een verweerschrift ingediend.

Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

2 Beoordeling van de klachten

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3 Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4 Beslissing