Home

Hoge Raad, 02-07-2021, ECLI:NL:HR:2021:1060, 20/04184

Hoge Raad, 02-07-2021, ECLI:NL:HR:2021:1060, 20/04184

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
2 juli 2021
Datum publicatie
2 juli 2021
ECLI
ECLI:NL:HR:2021:1060
Formele relaties
Zaaknummer
20/04184

Inhoudsindicatie

HR: 81.1 RO.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 20/04184

Datum 2 juli 2021

ARREST

in de zaak van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen

de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 10 november 2020, nr. 19/01700, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland (nr. AWB 19/3126) betreffende een verzoek van belanghebbende om toekenning van een dwangsom wegens het niet-tijdig beslissen op een verzoek tot middeling.

1 Geding in cassatie

Belanghebbende, vertegenwoordigd door J. Sierts, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een klacht aangevoerd.

De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.

Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

2 Beoordeling van de klacht

De Hoge Raad heeft de klacht over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klacht niet kan leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klacht is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3 Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4 Beslissing