Home

Hoge Raad, 06-08-2021, ECLI:NL:HR:2021:1188, 20/01559

Hoge Raad, 06-08-2021, ECLI:NL:HR:2021:1188, 20/01559

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
6 augustus 2021
Datum publicatie
6 augustus 2021
ECLI
ECLI:NL:HR:2021:1188
Formele relaties
Zaaknummer
20/01559

Inhoudsindicatie

Artikel 228a Gemeentewet, Verordening rioolheffing Loppersum 2014, vrijstelling kerkgebouwen, gelijkheidsbeginsel.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 20/01559

Datum 6 augustus 2021

ARREST

in de zaak van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen

het COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE EEMSDELTA (voorheen: gemeente Loppersum)

op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 21 april 2020, nr. 19/00903, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland (nr. LEE 17/3838) betreffende aan belanghebbende voor het jaar 2014 opgelegde aanslagen in de rioolheffing van de gemeente Loppersum. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

1 Geding in cassatie

Belanghebbende, vertegenwoordigd door P.F. van der Muur en R.J. van der Zwan, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Loppersum (hierna: het College), vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.

De Advocaat-Generaal R.L.H. IJzerman heeft op 25 februari 2021 geconcludeerd tot gegrondverklaring van het beroep in cassatie.1

Zowel belanghebbende als het College heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.

2 Uitgangspunten in cassatie

2.1

Belanghebbende, een woningcorporatie, was aan het begin van het jaar 2014 eigenaar van in de gemeente Loppersum gelegen woningen.

2.2

De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende voor het jaar 2014 aanslagen rioolheffing opgelegd voor een bedrag van in totaal € 208.386 op grond van de Verordening op de heffing en invordering van een rioolheffing in de gemeente Loppersum 2014 (hierna: de Verordening).

2.3

Artikel 4, aanhef en onder 2, van de Verordening voorziet, voor zover hier van belang, in een vrijstelling van rioolheffing voor eigendommen die uitsluitend dienen tot openbare eredienst of voor bijeenkomsten van genootschappen op geestelijke grondslag, andere dan kerkgenootschappen.

3 Procedure voor het Hof

3.1

Voor het Hof was onder meer in geschil of de Verordening in strijd is met het gelijkheidsbeginsel als beginsel van behoorlijke (lagere) wetgeving doordat kerken op grond van artikel 4, aanhef en onder 2, van de Verordening zijn vrijgesteld van rioolheffing.

3.2

Het Hof heeft overwogen dat niet in geschil is dat zowel kerken als de door belanghebbende beheerde woningen direct of indirect zijn aangesloten op de gemeentelijke riolering en dat in zoverre sprake is van gelijke gevallen. De door de heffingsambtenaar gestelde rechtvaardiging van de ongelijke behandeling van de gelijke gevallen, te weten de omstandigheid dat kerken openbaar toegankelijk zijn en het algemeen belang dienen, vormt volgens het Hof een objectieve en redelijke rechtvaardigingsgrond voor het verschil in behandeling. Het gelijkheidsbeginsel in de zin van artikel 1 van de Grondwet en als beginsel van behoorlijke (lagere) wetgeving is niet geschonden, aldus het Hof.

4 Beoordeling van het middel

5 Proceskosten

6 Beslissing