Home

Hoge Raad, 17-09-2021, ECLI:NL:HR:2021:1271, 18/01495 bis

Hoge Raad, 17-09-2021, ECLI:NL:HR:2021:1271, 18/01495 bis

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
17 september 2021
Datum publicatie
17 september 2021
ECLI
ECLI:NL:HR:2021:1271
Formele relaties
Zaaknummer
18/01495 bis

Inhoudsindicatie

Douanerechten; artt. 103 en 124 van het DWU; overgang van CDW naar DWU; na 1 mei 2016 navorderen van rechten bij invoer ter zake van een douaneschuld die onder de werking van het CDW is ontstaan; eindarrest na HvJ 3 juni 2021, Jumbocarry Trading GmbH, C-39/20, ECLI:EU:C:2021:120.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 18/01495bis

Datum 17 september 2021

ARREST

in de zaak van

de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

tegen

JUMBOCARRY TRADING GMBH te [Z], Duitsland, (hierna: belanghebbende)

op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 27 februari 2018, nr. 17/00489, na beantwoording van de door de Hoge Raad aan het Hof van Justitie van de Europese Unie gestelde vragen.

1 De loop van het geding in cassatie tot dusver

Voor een overzicht van het geding in cassatie tot aan het door de Hoge Raad in dit geding gewezen arrest van 24 januari 2020, ECLI:NL:HR:2020:111, wordt verwezen naar dat arrest, waarbij de Hoge Raad aan het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft verzocht een prejudiciële beslissing te geven over de in dat arrest geformuleerde vragen.

Bij arrest van 3 juni 2021, Jumbocarry Trading GmbH, C-39/20, ECLI:EU:C:2021:435, heeft het Hof van Justitie, uitspraak doende op die vragen, voor recht verklaard:

“Artikel 103, lid 3, onder b), en artikel 124, lid 1, onder a), van verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie, moeten, gelezen in het licht van de beginselen van rechtszekerheid en bescherming van het gewettigd vertrouwen, aldus worden uitgelegd dat zij van toepassing zijn op een douaneschuld die vóór 1 mei 2016 is ontstaan en op die datum nog niet is verjaard.”

Partijen zijn in de gelegenheid gesteld te reageren op dit arrest. De Staatssecretaris heeft schriftelijk gereageerd.

2 Nadere beoordeling van het middel

2.1

Het middel slaagt. De douaneschuld van belanghebbende is ontstaan vóór 1 mei 2016, de datum van inwerkingtreding van het Douanewetboek van de Unie (hierna: het DWU), en was op die datum nog niet verjaard. Uit het hiervoor in onderdeel 1 vermelde arrest van het Hof van Justitie volgt daarom dat artikel 103, lid 3, letter b, en artikel 124, lid 1, letter a, DWU van toepassing zijn op deze douaneschuld. Verder volgt uit het arrest van het Hof van Justitie dat de beginselen van rechtszekerheid en bescherming van het gewettigd vertrouwen aan die toepassing niet in de weg staan. Het andersluidende oordeel van het Hof getuigt daarom van een onjuiste rechtsopvatting.

2.2

Gelet op hetgeen hiervoor in 2.1 is overwogen, kan de uitspraak van het Hof niet in stand blijven. De Hoge Raad kan de zaak afdoen. Toepassing van de hiervoor in 2.1 vermelde bepalingen van het DWU brengt mee dat de uitnodiging tot betaling tijdig is uitgereikt. Het tegen de uitspraak van de Inspecteur ingestelde beroep moet daarom ongegrond worden verklaard.

3 Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4 Beslissing