Home

Hoge Raad, 03-12-2021, ECLI:NL:HR:2021:1707, 21/00771

Hoge Raad, 03-12-2021, ECLI:NL:HR:2021:1707, 21/00771

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
3 december 2021
Datum publicatie
3 december 2021
ECLI
ECLI:NL:HR:2021:1707
Formele relaties
Zaaknummer
21/00771

Inhoudsindicatie

Wettelijke rente over de proceskostenvergoeding

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 21/00771

Datum 3 december 2021

ARREST

in de zaak van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 12 januari 2021, nr. 19/007451, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Amsterdam (nr. AMS 17/628) betreffende een verzoek van belanghebbende om toekenning van een dwangsom wegens het niet tijdig doen van uitspraak op bezwaar.

1 Geding in cassatie

Belanghebbende, vertegenwoordigd door G. Veldhuisen, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

2 Uitgangspunten in cassatie

2.1

De Rechtbank heeft het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard en een immateriële schadevergoeding toegekend wegens overschrijding van de redelijke termijn. Verder heeft de Rechtbank het verzoek van belanghebbende om een proceskostenvergoeding afgewezen.

2.2

Het Hof heeft de heffingsambtenaar en de Minister voor Rechtsbescherming (hierna: de Minister), ieder voor 50 procent, veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende voor de beroepsfase en de hoger beroepsfase. Voorts heeft het Hof de heffingsambtenaar en de Minister ieder veroordeeld tot het vergoeden aan belanghebbende van de helft van de door belanghebbende betaalde griffierechten in beroep en hoger beroep, te weten ieder € 87. Verder heeft het Hof het verzoek van belanghebbende om vergoeding van wettelijke rente over de proceskostenvergoeding afgewezen.

3 Beoordeling van de middelen

3.1.1

Middel 3 komt onder meer op tegen de in 2.2 genoemde beslissingen van het Hof. Het middel voert daartoe aan dat het Hof ten onrechte het verzoek om vergoeding van wettelijke rente over de proceskostenvergoeding heeft afgewezen.

3.1.2

Dit middel slaagt. Zoals is overwogen in rechtsoverwegingen 2.2.3 en 2.2.4 van het arrest van de Hoge Raad van 21 december 20182 dient de rechter – indien een dergelijk verzoek wordt gedaan – bij de vaststelling van de verplichting tot vergoeding van proceskosten te beslissen dat, indien die vergoeding niet tijdig wordt voldaan, de wettelijke rente gaat lopen vanaf vier weken na de datum van de uitspraak van het Hof. Het Hof heeft dit verzuimd.

3.2.1

Tegen het hiervoor in 2.2 weergegeven oordeel voeren de middelen verder aan dat belanghebbende ter zake van het beroep bij de Rechtbank € 168 aan griffierecht heeft betaald zodat hij recht heeft op een vergoeding van griffierecht van in totaal € 296.

3.2.2

In zoverre falen de middelen. Blijkens ambtshalve ingewonnen informatie bij het Landelijk Diensten Centrum Rechtspraak te Utrecht heeft belanghebbende op 31 maart 2017 inderdaad € 168 aan griffierecht betaald, waarna op 4 april 2017 een creditering plaats heeft gevonden van € 122. Kennelijk heeft deze creditering plaatsgevonden omdat ter zake van het beroep in onderhavige zaak op grond van artikel 8:41, lid 2, letter a, Awb (tekst 2017) een bedrag van € 46 aan griffierecht verschuldigd is. Dit brengt mee dat het door het Hof vastgestelde bedrag aan griffierecht juist is.

3.3

De overige klachten van de middelen kunnen niet tot cassatie leiden. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.4

Uit hetgeen in 3.1.2 is overwogen volgt dat middel 3 slaagt en dat de uitspraak van het Hof moet worden vernietigd voor zover deze de wettelijke rente over de proceskostenvergoeding betreft. De Hoge Raad kan de zaak afdoen.

4 Proceskosten

5 Beslissing