Home

Hoge Raad, 24-12-2021, ECLI:NL:HR:2021:1846, 20/03886

Hoge Raad, 24-12-2021, ECLI:NL:HR:2021:1846, 20/03886

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
24 december 2021
Datum publicatie
24 december 2021
ECLI
ECLI:NL:HR:2021:1846
Formele relaties
Zaaknummer
20/03886

Inhoudsindicatie

artikel 229, lid 1, letter c, Gemeentewet; vermakelijkhedenretributie; activiteit in een inrichting; uitleg van het begrip 'vermakelijkheid'.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 20/03886

Datum 24 december 2021

ARREST

in de zaak van

het DAGELIJKS BESTUUR VAN COCENSUS te HOOFDDORP

tegen

de BEVERWIJKSE BAZAAR BV te BEVERWIJK (hierna: belanghebbende)

op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 20 oktober 2020, nr. 19/005351, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland (nr. HAA 18/1998) betreffende een aan belanghebbende voor het jaar 2016 opgelegde aanslag in de vermakelijkhedenretributie van de gemeente Beverwijk.

1 Geding in cassatie

Het Dagelijks Bestuur van Cocensus, vertegenwoordigd door [P], heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

Belanghebbende, vertegenwoordigd door J. van Dijk, heeft een verweerschrift ingediend.

Het Dagelijks Bestuur van Cocensus heeft een conclusie van repliek ingediend.

Belanghebbende heeft een conclusie van dupliek ingediend.

De Advocaat-Generaal R.L.H. IJzerman heeft op 26 oktober 2021 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie.2

Het Dagelijks Bestuur van Cocensus heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.

2 Uitgangspunten in cassatie

2.1

Belanghebbende exploiteert door middel van verhuur van winkel- en horecaruimten een grotendeels overdekt winkelcentrum in Beverwijk, dat in de weekends is opengesteld voor publiek (hierna: de Beverwijkse Bazaar). Voorts voert zij beheerstaken uit die verband houden met die exploitatie.

2.2

De heffingsambtenaar van de gemeente Beverwijk heeft aan belanghebbende voor het jaar 2016 een aanslag in de vermakelijkhedenretributie opgelegd.

2.3

In de Verordening op de heffing en invordering van vermakelijkhedenretributie 2016 van de Gemeente Beverwijk (hierna: de Verordening) is onder meer het volgende bepaald:

Artikel 1 Begripsomschrijving

In deze verordening wordt onder een vermakelijkheid verstaan: een bedrijfsmatig ondernomen activiteit, waarbij wordt beoogd of mede beoogd het publiek amusement, verstrooiing, ontspanning of vermaak te verschaffen, of waarbij het publiek amusement, verstrooiing, ontspanning of vermaak zoekt, ondergaat, vindt, pleegt te vinden of kan vinden, een en ander in of op daartoe bestemde of geschikte, voor een ieder in wezen toegankelijke inrichtingen, terreinen, wateren en dergelijke.

Artikel 2 Aard van de belasting en belastbaar feit

Onder de naam “vermakelijkhedenretributie” worden rechten geheven ter zake van het geven van vermakelijkheden waarbij gebruik wordt gemaakt van door of met medewerking van het gemeentebestuur tot stand gebrachte of in stand gehouden voorzieningen of waarbij een bijzondere voorziening in de vorm van toezicht of anderszins van de zijde van het gemeentebestuur getroffen wordt.

Artikel 3 Belastingplicht

Belastingplichtig is degene die de vermakelijkheid geeft, dan wel degene voor wiens rekening en risico de vermakelijkheid gegeven wordt.

3 Procedure voor het Hof

3.1

Voor het Hof was in geschil of belanghebbende terecht was aangemerkt als belastingplichtige voor de vermakelijkhedenretributie.

3.2

Het Hof heeft geoordeeld dat het enkel bieden van gelegenheid om te winkelen en voedsel te nuttigen op zichzelf niet kwalificeert als ‘het geven van vermakelijkheden’ en dat de heffingsambtenaar niet aannemelijk heeft gemaakt dat belanghebbende in 2016 daarnaast zodanige activiteiten organiseerde dat op grond daarvan de Beverwijkse Bazaar wel als vermakelijkheid gekwalificeerd zou kunnen worden. Dit is niet anders indien ook de door haar huurders georganiseerde activiteiten, zoals het ponyrijden, het trampolinespringen en de kermisattracties (een grote en een kleine draaimolen) aan belanghebbende worden toegerekend. Deze met name op het vermaak van kinderen gerichte activiteiten zijn, gerelateerd aan de totale omvang van de Beverwijkse Bazaar en het aantal van – naar belanghebbende stelt – 1.196.000 bezoekers, dusdanig beperkt in omvang dat zij de Beverwijkse Bazaar als geheel niet als een vermakelijkheid doen kwalificeren. Daarbij heeft het Hof ook belang gehecht aan de omstandigheid dat de op vermaak gerichte activiteiten slechts op een relatief zeer beperkte oppervlakte van het terrein plaatsvinden. De door belanghebbende aangeboden activiteiten zijn niet breder dan het enkel verhogen van de belevingswaarde van het winkelen, aldus het Hof.

3.3

Omdat geen sprake was van het geven van vermakelijkheden door belanghebbende heeft het Hof de aanslag vernietigd.

4 Beoordeling van de klacht

5 Proceskosten

6 Beslissing