Home

Hoge Raad, 17-12-2021, ECLI:NL:HR:2021:1893, 20/00799

Hoge Raad, 17-12-2021, ECLI:NL:HR:2021:1893, 20/00799

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
17 december 2021
Datum publicatie
17 december 2021
ECLI
ECLI:NL:HR:2021:1893
Formele relaties
Zaaknummer
20/00799

Inhoudsindicatie

Arbeidskorting; arbeidsinkomen; artikelen 8.1, lid 1, aanhef en letter e, en artikel 8.11 Wet IB 2001; moet voor iemand die in de loop van het jaar emigreert het arbeidsinkomen worden gebaseerd op zijn wereldinkomen in het gehele jaar?

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 20/00799

Datum 17 december 2021

ARREST

in de zaak van

de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

tegen

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 21 januari 2020, nr. 18/009391, op het hoger beroep van de Inspecteur tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland (nr. AWB 18/1667) betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2015 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.

1 Geding in cassatie

De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

Belanghebbende, vertegenwoordigd door S.E. van der Vet, heeft een verweerschrift ingediend.

De Advocaat-Generaal R.E.C.M. Niessen heeft op 25 januari 2021 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie.2

De Staatssecretaris heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.

2 Uitgangspunten in cassatie

2.1

Belanghebbende woonde tot en met 31 oktober 2015 in Nederland. Op 1 november 2015 is hij naar Costa Rica geëmigreerd. Belanghebbende heeft € 64.046 loon genoten voor werkzaamheden die hij in Nederland heeft verricht in de periode 1 januari 2015 tot en met 31 oktober 2015. Voorts heeft belanghebbende € 17.362 loon genoten van een andere werkgever voor werkzaamheden die hij heeft verricht in Costa Rica in de periode 1 november 2015 tot en met 31 december 2015.

2.2

In de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) voor het jaar 2015 heeft de Inspecteur het belastbaar inkomen uit werk en woning vastgesteld op € 57.963 (het loon van € 64.046 min negatieve inkomsten eigen woning van € 6.083). Voor de berekening van de hoogte van de arbeidskorting heeft de Inspecteur het totale loon van € 81.408 (€ 64.046 plus € 17.362) dat belanghebbende in 2015 heeft genoten, in aanmerking genomen. De Inspecteur heeft de arbeidskorting vastgesteld op een bedrag van € 834.

3 Procedure bij het Hof

3.1

Voor het Hof was de hoogte van de arbeidskorting in geschil. In het bijzonder was in geschil of bij de berekening van de arbeidskorting niet alleen het in Nederland, maar ook het in Costa Rica genoten loon in aanmerking moest worden genomen.

3.2

Die vraag heeft het Hof ontkennend beantwoord. Het Hof heeft daartoe onder meer overwogen dat de grammaticale interpretatie van het begrip ‘arbeidsinkomen’ als bedoeld in artikel 8.1, lid 1, aanhef en letter e, Wet IB 2001 voor meerdere uitleg vatbaar is en dat daaruit niet zonder meer volgt dat het door belanghebbende in 2015 genoten wereldinkomen, waaronder het in Costa Rica verdiende loon, in aanmerking zou moeten worden genomen. De recente wetshistorie biedt evenmin veel duidelijkheid, aldus het Hof. Het Hof heeft vervolgens overwogen dat de arbeidskorting de gedeeltelijke vervanger is van het voormalige arbeidskostenforfait en dat daaraan als doel ten grondslag ligt het aantrekkelijk maken van het verrichten van betaalde arbeid. Het ligt in de rede dat de wetgever daarmee arbeid in Nederland voor ogen heeft gehad, dan wel (ruimer) het verrichten van arbeid door inwoners van Nederland. Volgens het Hof ligt het niet in de rede om acht te slaan op loon dat niet tot de heffingsgrondslag voor de inkomstenbelasting behoort. Ook de omstandigheid dat de arbeidskorting onderdeel is van de tariefstructuur leidt tot dat oordeel. Tot slot heeft het Hof de stelling van de Inspecteur verworpen dat indien onder arbeidsinkomen slechts het in Nederland genoten loon in aanmerking moet worden genomen, dit leidt tot twee verschillende ‘arbeidsinkomens’ voor de heffing van inkomstenbelasting en voor de premies volksverzekeringen. Het Hof heeft daartoe van belang geacht dat de hoogte van het premiedeel van de heffingskorting op grond van artikel 12 van de Wet financiering sociale verzekeringen wordt afgeleid uit de regeling voor de heffingskorting voor de inkomstenbelasting.

4 Beoordeling van het middel

5 Proceskosten

6 Beslissing