Home

Hoge Raad, 17-12-2021, ECLI:NL:HR:2021:1898, 20/02320

Hoge Raad, 17-12-2021, ECLI:NL:HR:2021:1898, 20/02320

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
17 december 2021
Datum publicatie
17 december 2021
ECLI
ECLI:NL:HR:2021:1898
Formele relaties
Zaaknummer
20/02320

Inhoudsindicatie

HR: 81.1 RO.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 20/02320

Datum 17 december 2021

ARREST

in de zaak van

[X] te [Z], België, (hierna: belanghebbende)

tegen

de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant van 26 juni 2020, nr. BRE 19/2386, op het verzet van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank van 18 oktober 2019 betreffende het van belanghebbende ingehouden bedrag aan loonheffing over de tijdvakken november 2018 en december 2018.

1 Geding in cassatie

Belanghebbende, vertegenwoordigd door A.F.M.J. Verhoeven, heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank op het verzet beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.

De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.

Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

2 Beoordeling van de middelen

De Hoge Raad heeft de middelen over de uitspraak van de Rechtbank beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze middelen niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze middelen is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3 Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4 Beslissing