Home

Hoge Raad, 12-02-2021, ECLI:NL:HR:2021:215, 20/01023

Hoge Raad, 12-02-2021, ECLI:NL:HR:2021:215, 20/01023

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
12 februari 2021
Datum publicatie
12 februari 2021
ECLI
ECLI:NL:HR:2021:215
Formele relaties
Zaaknummer
20/01023

Inhoudsindicatie

Artikel 8:70 Awb, uitspraak Hof na eerdere uitspraak houdende vernietiging uitspraak op bezwaar met toepasing van artikel 8:119 Awb.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 20/01023

Datum 12 februari 2021

ARREST

in de zaak van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen

de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 6 februari 2020, nr. 19/00195, op het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de inspecteur van de Belastingdienst van 14 maart 2019 op het bezwaar betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2014 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

1 Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld.

Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.

Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

2 Beoordeling van de klachten

2.1

Aan belanghebbende is voor het jaar 2014 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd. Die aanslag is gehandhaafd bij uitspraak op bezwaar van de Inspecteur. De Rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de Rechtbank) heeft het beroep tegen die uitspraak van de Inspecteur ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 9 november 20181 heeft het Hof de uitspraak van de Rechtbank vernietigd, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de Inspecteur opgedragen opnieuw uitspraak te doen en bepaald dat tegen de nieuwe uitspraak op bezwaar slechts beroep kan worden ingesteld bij het Hof.

2.2

De Inspecteur heeft vervolgens opnieuw uitspraak op bezwaar gedaan en de aanslag gehandhaafd. Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende beroep ingesteld bij het Hof. Bij uitspraak van 6 februari 2020 heeft het Hof het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar ongegrond verklaard en de uitspraak van de Rechtbank bevestigd.

2.3

De tegen deze beslissing gerichte klacht slaagt in zoverre dat het Hof bij uitspraak van9 november 2018 de uitspraak van de Rechtbank al had vernietigd. Het beroep van belanghebbende betrof de uitspraak op bezwaar, zodat het Hof nog slechts over het beroep van belanghebbende tegen de nieuwe uitspraak op bezwaar diende te oordelen.

2.4

Voor het overige falen de klachten. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

2.5

De uitspraak van het Hof moet worden vernietigd. De Hoge Raad kan de zaak afdoen. Het beroep van belanghebbende tegen de nieuwe uitspraak op bezwaar moet ongegrond worden verklaard.

3 Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4 Beslissing