Home

Hoge Raad, 08-01-2021, ECLI:NL:HR:2021:29, 20/00863

Hoge Raad, 08-01-2021, ECLI:NL:HR:2021:29, 20/00863

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
8 januari 2021
Datum publicatie
8 januari 2021
ECLI
ECLI:NL:HR:2021:29
Zaaknummer
20/00863

Inhoudsindicatie

HR: 81.1 RO.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 20/00863

Datum 8 januari 2021

ARREST

in de zaak van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen

1. de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

2. de STAAT (DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID)

op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 6 februari 2020, nr. 16/03752, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nr. 15/7285) betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2013 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.

1 Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.

Belanghebbende heeft – binnen de cassatietermijn – enkele geschriften ingediend, die de Hoge Raad aanmerkt als aanvullingen op het beroepschrift in cassatie.

Zowel de Staatssecretaris als de Minister van Justitie en Veiligheid heeft een verweerschrift ingediend.

Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

2 Beoordeling van de klachten

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3 Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4 Beslissing