Home

Hoge Raad, 19-03-2021, ECLI:NL:HR:2021:401, 20/01736

Hoge Raad, 19-03-2021, ECLI:NL:HR:2021:401, 20/01736

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
19 maart 2021
Datum publicatie
19 maart 2021
ECLI
ECLI:NL:HR:2021:401
Formele relaties
Zaaknummer
20/01736

Inhoudsindicatie

HR: 81.1 RO.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 20/01736

Datum 19 maart 2021

ARREST

in de zaak van

[X], domicilie gekozen hebbende te [Z] (hierna: belanghebbende),

tegen

de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 23 april 2020, nr. 18/00512, betreffende de aan belanghebbende over het jaar 2005 opgelegde navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en de daarbij gegeven beschikking inzake heffingsrente.

1 Het eerste geding in cassatie

Bij arrest van de Hoge Raad van 17 augustus 2018, nr. 17/02730, ECLI:NL:HR:2018:1371, is vernietigd de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (nr. 14/00788), met verwijzing van het geding naar het Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (hierna: het Hof) ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dat arrest.

2 Het tweede geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.

De Staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.

Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

3 Beoordeling van de middelen

De Hoge Raad heeft de middelen over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze middelen niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze middelen is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

4 Proceskosten

5 Beslissing