Home

Hoge Raad, 16-04-2021, ECLI:NL:HR:2021:607, 20/02815

Hoge Raad, 16-04-2021, ECLI:NL:HR:2021:607, 20/02815

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
16 april 2021
Datum publicatie
16 april 2021
ECLI
ECLI:NL:HR:2021:607
Zaaknummer
20/02815

Inhoudsindicatie

HR verklaart het beroep in cassatie n-o.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 20/02815

Datum 16 april 2021

ARREST

in de zaak van

[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende),vertegenwoordigd door A.F.M.J. Verhoeven

tegen

de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN,

vertegenwoordigd door [P]

op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 14 augustus 2020, nrs. BK-20/00121 tot en met BK-20/00124, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nrs. SGR 18/2850, SGR 18/2853, SGR 18/2855 en SGR 18/2857) betreffende door belanghebbende op aangifte voldane bedragen aan belasting van personenauto’s en motorrijwielen.

1 Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 26 december 2020 gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en voor de betaling daarvan een termijn van vier weken gesteld. Deze brief is volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL afgeleverd op het door belanghebbende opgegeven adres. Het griffierecht is niet voldaan.De griffier van de Hoge Raad heeft op 27 januari 2021 een bericht in het digitaal dossier van belanghebbende geplaatst waarbij belanghebbende in de gelegenheid is gesteld mee te delen waarom het griffierecht niet is betaald. Hetgeen belanghebbende in haar via het webportaal van de Hoge Raad ingediende brief van 28 januari 2021 aanvoert, vormt geen grond voor het oordeel dat belanghebbende niet in verzuim is geweest. Het beroep in cassatie moet daarom op grond van artikel 8:41, lid 6, Awb niet-ontvankelijk worden verklaard.

2 Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3 Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.

Dit arrest is gewezen door de vice-president M.E. van Hilten als voorzitter, en de raadsheren E.N. Punt en J.A.R. van Eijsden, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 16 april 2021.