Home

Hoge Raad, 11-06-2021, ECLI:NL:HR:2021:905, 20/03463

Hoge Raad, 11-06-2021, ECLI:NL:HR:2021:905, 20/03463

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
11 juni 2021
Datum publicatie
11 juni 2021
ECLI
ECLI:NL:HR:2021:905
Formele relaties
Zaaknummer
20/03463

Inhoudsindicatie

HR: art. 81.1 RO.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 20/03463

Datum 11 juni 2021

ARREST

in de zaak van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen

de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 29 september 2020, nrs. BK-19/00524 en BK-19/00525, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank 's-Gravenhage (nrs. SGR 19/292 en 19/306) betreffende een aan belanghebbende over de jaren 2012 en 2013 opgelegde navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en de daarbij gegeven beschikkingen inzake belastingrente.

1 Geding in cassatie

Belanghebbende, vertegenwoordigd door H. ten Kortenaar, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.

De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.

Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

2 Beoordeling van de klachten

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3 Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4 Beslissing