Home

Hoge Raad, 02-07-2021, ECLI:NL:HR:2021:963, 20/03092

Hoge Raad, 02-07-2021, ECLI:NL:HR:2021:963, 20/03092

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
2 juli 2021
Datum publicatie
2 juli 2021
ECLI
ECLI:NL:HR:2021:963
Formele relaties
Zaaknummer
20/03092

Inhoudsindicatie

Prejudiciële vraag; art. 25c, 25e en 25f AWR; massaalbezwaarprocedure box 3-heffingen; behandeling van de aangewezen rechtsvraag door de rechter tijdens massaalbezwaarprocedure; beslissing beperkt tot individuele vraag belastingplichtige; redelijke termijn voor berechting.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 20/03092

Datum 2 juli 2021

PREJUDICIELE BESLISSING

op het verzoek van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (hierna: het Hof) aan de Hoge Raad om in het geding tussen

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

en

de INSPECTEUR VAN DE BELASTINGDIENST (hierna: de Inspecteur)

de bij beslissing van 30 september 2020, nr. 19/01119, op de voet van artikel 27ga AWR voorgelegde vraag bij wijze van prejudiciële beslissing te beantwoorden. De beslissing van het Hof is aan deze beslissing gehecht.

1 De procedure in feitelijke instanties

1.1

Aan belanghebbende is voor het jaar 2017 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd waarbij onder meer belasting is geheven over een voordeel uit sparen en beleggen.

1.2

Belanghebbende heeft tegen de aanslag bezwaar gemaakt en in het bezwaarschrift onder meer een rechtsvraag aan de orde gesteld die deel uitmaakt van een massaalbezwaarprocedure als bedoeld in afdeling 1A van hoofdstuk V van de AWR. De Inspecteur heeft aan belanghebbende meegedeeld dat hij behandeling van de hiervoor bedoelde rechtsvraag opschort in afwachting van de uitkomst van de massaalbezwaarprocedure, en heeft het bezwaar voor het overige ongegrond verklaard.

1.3

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de Rechtbank Gelderland. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof.

2 Het procesverloop bij de Hoge Raad

2.1

Het Hof heeft aan de Hoge Raad een prejudiciële vraag voorgelegd.

2.2

De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft schriftelijke opmerkingen ingediend.

2.3

Nadat de Hoge Raad ook aan anderen dan partijen de gelegenheid had geboden om naar aanleiding van de vragen van het Hof schriftelijke opmerkingen in te dienen, is daarop gereageerd door D.G.J. Sanderink.

2.4

De Advocaat-Generaal P.J. Wattel heeft op 25 maart 2021 geconcludeerd tot beantwoording van de vraag zoals in onderdeel 9 van de conclusie is vermeld.1

3 Uitgangspunten

3.1

Bij Besluit van 7 juli 20182 heeft de Staatssecretaris als massaal bezwaar in de zin van artikel 25c AWR aangewezen:

“bezwaarschriften tegen definitieve aanslagen inkomstenbelasting 2017:

- waarop ten tijde van de dagtekening van dit besluit nog geen uitspraak is gedaan of die tijdig worden ingediend tot en met de dag voorafgaande aan de dag waarop de in artikel 25e AWR bedoelde collectieve uitspraak wordt gedaan; en

- die de volgende rechtsvraag bevatten:

Is de vermogensrendementsheffing in het belastingjaar 2017, uitgaande van de forfaitaire elementen van het stelsel, in onderlinge samenhang en met inachtneming van het heffingvrije vermogen en het belastingtarief van 30%, op regelniveau in strijd met:

1. artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM), zonder dat de schending van de “fair balance” op het niveau van de individuele belastingplichtige wordt beoordeeld; of

2. het discriminatieverbod van artikel 14 EVRM?”.

3.2

Het door belanghebbende gemaakte bezwaar tegen de aan hem opgelegde aanslag IB/PVV voor het jaar 2017 is gericht tegen de vermogensrendementsheffing over voordelen uit sparen en beleggen (hierna: de box 3-heffing). Volgens het bezwaarschrift betreft dat bezwaar zowel de hiervoor in 3.1 geciteerde rechtsvraag (hierna ook: de stelselvraag) als de vraag of de box 3-heffing in zijn geval leidt tot een individuele en buitensporige last (hierna: de individuele vraag).

3.3

De Inspecteur heeft belanghebbende meegedeeld dat hij zijn beslissing op het bezwaar aanhoudt voor zover het de stelselvraag betreft die deel uitmaakt van de hiervoor in 3.1 bedoelde massaalbezwaarprocedure, totdat de Hoge Raad zich daarover heeft uitgesproken. Hij heeft bij individuele uitspraak in de zin van artikel 25f AWR de individuele vraag ontkennend beantwoord en het bezwaar in zoverre ongegrond verklaard.

3.4

Het Hof heeft overwogen dat de gescheiden behandeling van de twee vragen die belanghebbende in het bezwaar tegen één belastingaanslag aan de orde stelt, vragen oproept over de (bedoeling van de) wettelijke regeling van massaal bezwaar en de omvang van het geschil bij het Hof. Daarbij heeft het Hof opgemerkt dat de stelselvraag en de individuele vraag nauw aan elkaar verwant zijn en dat daarom de individuele vraag eigenlijk subsidiair is aan de stelselvraag. Een gescheiden behandeling van de stelselvraag en de individuele vraag leidt ertoe, aldus het Hof, dat zaken waarin zowel de stelselvraag als de individuele vraag aan de orde zijn gesteld, de rechter nu al bereiken terwijl de uitkomst van de massaal bezwaarprocedure nog niet onherroepelijk vaststaat.Volgens het Hof bestaat in die zaken onduidelijkheid over de taak van de feitenrechter bij de behandeling van het (hoger) beroep tegen de uitspraak op bezwaar waarbij de individuele vraag ontkennend is beantwoord. Het Hof overweegt dat die zaken op drie manieren zouden kunnen worden afgedaan, namelijk door:a) een beslissing te geven over uitsluitend de individuele vraag, ook al is die van subsidiaire aard;b) een beslissing te geven over zowel de stelselvraag als de individuele vraag;c) de individuele uitspraak op bezwaar te vernietigen, de zaak terug te wijzen naar de inspecteur en hem op te dragen de beslissing over de individuele vraag aan te houden totdat de collectieve uitspraak als bedoeld in artikel 25e AWR is gedaan.

4 De prejudiciële vraag

5 Beoordeling van de prejudiciële vraag

6 Proceskosten

7 Beslissing