Home

Hoge Raad, 16-09-2022, ECLI:NL:HR:2022:1224, 19/01428

Hoge Raad, 16-09-2022, ECLI:NL:HR:2022:1224, 19/01428

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
16 september 2022
Datum publicatie
16 september 2022
ECLI
ECLI:NL:HR:2022:1224
Zaaknummer
19/01428

Inhoudsindicatie

Omzetbelasting; boete; art. 15, lid 1 en lid 4, Wet OB; art. 5:42 Awb; omzetbelasting ter zake van de aanschaf van een goed niet in aftrek gebracht op aangifte over tijdvak waarin het recht op aftrek is ontstaan; niet alsnog bij wijze van herziening recht op aftrek realiseren bij de ingebruikneming; HvJ 7 juli 2022, X, C-194/21, ECLI:EU:C:2022:535; rechtsgevolgen voor boete bij overlijden van belastingplichtige tijdens gerechtelijke procedure.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 19/01428

Datum 16 september 2022

ARREST

in de zaak van

de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

tegen

de erven van [X] te [Z] (hierna: belanghebbenden)

op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 5 februari 2019, nr. 17/01336, op het hoger beroep van [X] tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland (nr. AWB 16/7677) betreffende een aan [X] opgelegde naheffingsaanslag in de omzetbelasting, de daarbij gegeven boetebeschikking en de daarbij gegeven beschikking inzake belastingrente. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

1 Geding in cassatie

1.1

De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

1.2

Bij brief van 26 maart 2021 heeft de griffier van de Hoge Raad partijen bericht dat de behandeling van de zaak niet kan worden afgerond voordat het Hof van Justitie antwoord heeft gegeven op de bij arrest van 26 maart 2021, ECLI:NL:HR:2021:455, gestelde prejudiciële vragen. Het Hof van Justitie heeft bij arrest van 7 juli 2022, X, C-194/21, ECLI:EU:C:2022:535, die vragen beantwoord.Partijen zijn in de gelegenheid gesteld te reageren op dit arrest van het Hof van Justitie. De Staatssecretaris heeft schriftelijk gereageerd.

2 Beoordeling van het middel

De naheffingsaanslag in de omzetbelasting

2.1

Het middel slaagt op de gronden die zijn vermeld in het arrest dat de Hoge Raad vandaag heeft uitgesproken in de zaak met nummer 19/01427bis, ECLI:NL:HR:2022:1116, waarvan een geanonimiseerd afschrift aan dit arrest is gehecht.

De boetebeschikking

2.2

Tegelijk met de aan [X] (hierna: de erflater) opgelegde naheffingsaanslag heeft de Inspecteur hem op grond van artikel 67c AWR een boete van € 1.100 opgelegd. De Rechtbank heeft die boetebeschikking in stand gelaten.

2.3

Een door de erflater aangestelde gemachtigde heeft hoger beroep ingesteld. De erflater is op 5 november 2018 overleden. Tijdens het onderzoek ter zitting van het Hof op 21 november 2018 heeft de gemachtigde het overlijden van de erflater bevestigd en heeft hij verklaard dat de erven van de erflater (belanghebbenden) de procedure wensen voort te zetten.

2.4

Het Hof heeft op 5 februari 2019 uitspraak gedaan. Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank vernietigd, het beroep gegrond verklaard, en de naheffingsaanslag verminderd.

2.5

Vanwege de vermindering van de naheffingsaanslag heeft het Hof voorts geoordeeld dat de boete moet worden verminderd, en wel tot € 252. Met dit oordeel heeft het Hof miskend dat de boete, gelet op artikel 5:42, lid 2, eerste volzin, Awb, vanwege het overlijden van de erflater is vervallen.

Slotsom

2.6

Uit hetgeen hiervoor is overwogen, volgt dat de uitspraak van het Hof niet in stand kan blijven. De Hoge Raad kan de zaak afdoen. De uitspraak van de Rechtbank moet worden bevestigd, met dien verstande dat, gelet op hetgeen hiervoor in 2.5 is overwogen, de boete als gevolg van het overlijden van de erflater is vervallen voordat het Hof besliste op het hoger beroep.

3 Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4 Beslissing