Home

Hoge Raad, 02-12-2022, ECLI:NL:HR:2022:1787, 22/01627

Hoge Raad, 02-12-2022, ECLI:NL:HR:2022:1787, 22/01627

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
2 december 2022
Datum publicatie
2 december 2022
ECLI
ECLI:NL:HR:2022:1787
Formele relaties
Zaaknummer
22/01627

Inhoudsindicatie

Cassatie in het belang der wet; artikel 3a AWR; REBVB; eHerkenning; evenredigheidsbeginsel.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 22/01627

Datum 2 december 2022

ARREST

gewezen op het beroep in cassatie in het belang der wet van Advocaat-Generaal R.E.C.M. Niessen namens de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad tegen de uitspraak van de Rechtbank Gelderland van 15 februari 2022, nr. AWB 21/14261.

1 Geding bij de Rechtbank

1.1

De belanghebbende in deze zaak heeft geen aangifte voor de loonheffingen gedaan over het tijdvak maart 2020, waarna de Inspecteur een naheffingsaanslag heeft opgelegd. Belanghebbende heeft na tevergeefs bezwaar te hebben gemaakt tegen deze naheffingsaanslag, beroep ingesteld bij de Rechtbank Gelderland. De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, en de naheffingsaanslag vernietigd.

1.2

De uitspraak van de Rechtbank is onherroepelijk geworden.

2 Geding in cassatie

De Advocaat-Generaal R.E.C.M. Niessen heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank beroep in cassatie in het belang der wet ingesteld.2 De vordering strekt tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, zonder dat het te wijzen arrest nadeel toebrengt aan de rechten die door partijen zijn verkregen.

3 Waar het in deze zaak om gaat

3.1

De belanghebbende in deze zaak kon over het tijdvak maart 2020 uitsluitend met gebruik van eHerkenning aangifte voor de loonheffingen doen. Voor het gebruik van eHerkenning worden kosten in rekening gebracht.

3.2.1

Voor de Rechtbank was in geschil of een wettelijke grondslag bestaat om de belanghebbende te kunnen verplichten om tegen betaling eHerkenning aan te schaffen voor het doen van aangifte voor de loonheffingen.

3.2.2

De Rechtbank heeft geoordeeld dat een wettelijke grondslag als hiervoor in 3.2.1 bedoeld, ontbreekt. Volgens de Rechtbank zou artikel 2:16 Awb een wettelijke basis kunnen bieden voor het verplicht stellen van eHerkenning, mits dit bij wettelijk voorschrift wordt voorgeschreven. Omdat dit wettelijke voorschrift, te weten de Wet digitale overheid, nog niet in werking is getreden en de Regeling van de Staatssecretaris van Financiën van 2 maart 2020 tot wijziging van de Regeling Elektronisch Berichtenverkeer Belastingdienst3 geen wet is, kan artikel 2:16 Awb geen wettelijke grondslag bieden, aldus de Rechtbank.

3.2.3

De Rechtbank heeft verder geoordeeld dat geen wettelijke basis bestaat voor de betalingsverplichting bij eHerkenning. De Rechtbank overweegt daartoe dat artikel 3a AWR een wettelijke grondslag biedt voor elektronisch berichtenverkeer van en naar de Belastingdienst. Naar het oordeel van de Rechtbank is eHerkenning op zich niet een ‘bericht’ in de zin van artikel 2:15 Awb en artikel 3a AWR, maar een inlogmiddel met behulp waarvan de toegang tot het aangifteportaal van de Belastingdienst mogelijk wordt gemaakt. Nu sprake is van een wettelijke verplichting tot het doen van aangifte, dient de mogelijkheid tot het voldoen aan die verplichting kosteloos te zijn, aldus nog steeds de Rechtbank.

3.3

De Rechtbank heeft de aan de belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag in de loonheffingen over het tijdvak maart 2020 vernietigd, omdat de belanghebbende wel aan haar aangifteplicht wilde voldoen, maar daartoe zonder eHerkenning niet in staat was.

4 Beoordeling van het middel

5 Beslissing