Home

Hoge Raad, 08-04-2022, ECLI:NL:HR:2022:539, 20/02259

Hoge Raad, 08-04-2022, ECLI:NL:HR:2022:539, 20/02259

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
8 april 2022
Datum publicatie
8 april 2022
ECLI
ECLI:NL:HR:2022:539
Formele relaties
Zaaknummer
20/02259

Inhoudsindicatie

HR: 81.1 RO.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 20/02259

Datum 8 april 2022

ARREST

in de zaak van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen

de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 24 juni 2020, nrs. BK 19/00418 t/m 19/004221, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nrs. SGR 18/4112 en SGR 18/4115 t/m 18/4118) betreffende de aan belanghebbende over de jaren 2011 tot en met 2014 opgelegde navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverkeringen en de daarbij gegeven beschikkingen inzake heffings- en belastingrente, alsmede de voor het jaar 2015 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en de daarbij gegeven beschikking inzake belastingrente.

1 Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.

De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.

Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

2 Beoordeling van de klachten

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3 Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4 Beslissing