Home

Hoge Raad, 22-04-2022, ECLI:NL:HR:2022:645, 21/02745

Hoge Raad, 22-04-2022, ECLI:NL:HR:2022:645, 21/02745

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
22 april 2022
Datum publicatie
22 april 2022
ECLI
ECLI:NL:HR:2022:645
Formele relaties
Zaaknummer
21/02745

Inhoudsindicatie

HR: 81.1 RO.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 21/02745

Datum 22 april 2022

ARREST

in de zaak van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen

1. de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

2. de STAAT (de MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID)

op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 1 juni 2021, nrs. 19/00152 t/m 19/001551, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland (nrs. AWB 17/6347, AWB 17/6348, AWB 18/1022 en AWB 18/1023) betreffende ten aanzien van belanghebbende gegeven beschikkingen inzake aanmaningskosten en invorderingsrente.

1 Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.

Zowel de Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P1] , als de Minister van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door [P2], heeft een verweerschrift ingediend.

Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

2 Beoordeling van de klachten

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3 Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4 Beslissing