Home

Hoge Raad, 27-10-2023, ECLI:NL:HR:2023:1481, 22/01461

Hoge Raad, 27-10-2023, ECLI:NL:HR:2023:1481, 22/01461

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
27 oktober 2023
Datum publicatie
27 oktober 2023
Annotator
ECLI
ECLI:NL:HR:2023:1481
Formele relaties
Zaaknummer
22/01461

Inhoudsindicatie

HR: 81.1 RO.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 22/01461

Datum 27 oktober 2023

ARREST

in de zaak van

[X] (hierna: belanghebbende)

tegen

de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 29 maart 2022, nrs. 20/00851 tot en met 20/008541, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland (nrs. AWB 20/792 tot en met AWB 20/795) betreffende de aan belanghebbende voor de jaren 2013 tot en met 2016 opgelegde aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.

1 Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld.

De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.

Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

2 Beoordeling van de klachten

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3 Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4 Beslissing