Home

Hoge Raad, 10-02-2023, ECLI:NL:HR:2023:215, 22/02166

Hoge Raad, 10-02-2023, ECLI:NL:HR:2023:215, 22/02166

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
10 februari 2023
Datum publicatie
10 februari 2023
ECLI
ECLI:NL:HR:2023:215
Formele relaties
Zaaknummer
22/02166

Inhoudsindicatie

HR: 81.1 RO.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 22/02166

Datum 10 februari 2023

ARREST

in de zaak van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen

de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 4 mei 2022, nrs. BK-21/00622, BK-21/00623, BK-21/00681 en BK-21/006821, op het hoger beroep van belanghebbende en het hoger beroep van de Inspecteur tegen de uitspraken van de Rechtbank Den Haag (nrs. SGR 19/4801 en 20/3261) betreffende de aan belanghebbende voor de jaren 2015 en 2016 opgelegde aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en de voor 2016 opgelegde aanslag in de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet, de daarbij gegeven boetebeschikkingen en de daarbij gegeven beschikkingen inzake belastingrente.

1 Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld.

De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.

2 Beoordeling van de klachten

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3 Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4 Beslissing