Home

Hoge Raad, 14-03-2023, ECLI:NL:HR:2023:394, 21/04918

Hoge Raad, 14-03-2023, ECLI:NL:HR:2023:394, 21/04918

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
14 maart 2023
Datum publicatie
14 maart 2023
ECLI
ECLI:NL:HR:2023:394
Formele relaties
  • Conclusie: ECLI:NL:PHR:2023:299
  • In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2021:4403
Zaaknummer
21/04918

Inhoudsindicatie

Medeplegen straatroof van duur horloge (art. 312.1 Sr). Vrijspraak in e.a. 1. Motivering bewezenverklaring. 2. Bewijsklacht medeplegen.

Ad 1. HR: Feitenrechter beslist wat hij van beschikbaar bewijsmateriaal betrouwbaar en bruikbaar vindt en aan welk bewijsmateriaal hij geen waarde toekent. Deze beslissingen over selectie en waardering van bewijsmateriaal hoeven niet te worden gemotiveerd, behalve in bijzondere gevallen. Bij beoordeling van beschikbaar bewijsmateriaal kan feitenrechter betekenis toekennen aan o.m. onderlinge samenhang van bewijsmateriaal en mate waarin bewijsmateriaal steun vindt in ander bewijsmateriaal. In cassatie kan HR onderzoeken of conclusies van feitelijke aard, die feitenrechter heeft getrokken uit f&o die in bewijsmiddelen zijn vastgesteld, begrijpelijk zijn. Om redenen vermeld in CAG faalt middel. CAG: Oordeel hof dat alternatieve scenario niet aannemelijk is geworden, getuigt niet van onjuiste rechtsopvatting en is toereikend gemotiveerd. Hof heeft uit OVC-gesprekken kunnen afleiden dat gesproken wordt over verdachte als één van roofoverval-daders. Dit geldt temeer nu hof daarbij heeft betrokken dat uit dossier en onderzoek ttz. geen andere mogelijke interpretatie van gesprekken is gebleken, uitgewisselde informatie daderkennis betreft en informatie uit OVC-gesprekken steun vindt in andere opsporingsresultaten.

Ad 2. HR herhaalt relevante overwegingen uit HR:2016:1316 m.b.t. medeplegen en i.h.b. de afbakening tussen medeplegen en medeplichtigheid. V.zv. middel klaagt over bewijsvoering medeplegen, kan het niet tot cassatie leiden. Hof heeft vastgesteld dat verdachte auto voor beroving ter beschikking heeft gesteld en auto heeft bestuurd, mededaders heeft afgezet bij hotel en daarna auto midden op weg tot stilstand heeft gebracht, precies op moment dat mededaders na beroving van het slachtoffer weg opreden, zodat zij direct konden instappen en buit kon worden veiliggesteld. Hieruit heeft hof afgeleid dat is gehandeld overeenkomstig tevoren gesmeed plan. Verder heeft hof o.g.v. OVC-gesprekken vastgesteld dat verwachte opbrengst gelijkelijk over verdachte en mededaders zou worden verdeeld. Hof heeft op basis hiervan geoordeeld dat verdachte nauw en bewust heeft samengewerkt met mededaders. Dat oordeel is niet onbegrijpelijk en toereikend gemotiveerd.

Volgt verwerping. Samenhang met 21/04784.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

STRAFKAMER

Nummer 21/04918

Datum 14 maart 2023

ARREST

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 15 november 2021, nummer 23-000017-20, in de strafzaak

tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1997,

hierna: de verdachte.

1 Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft J. Kuijper, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De advocaat-generaal P.M. Frielink heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep.

De raadsvrouw van de verdachte heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2 Procesverloop, bewezenverklaring en bewijsvoering

2.1.1 Aan de verdachte is tenlastegelegd – kort gezegd – het medeplegen van diefstal met geweld, subsidiair medeplichtigheid aan diefstal met geweld.

2.1.2 De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het tenlastegelegde. De motivering van de vrijspraak houdt het volgende in:

“Op 7 februari 2019 doet [slachtoffer] aangifte van diefstal met geweld. Hij verklaart dat hij die dag ervoor omstreeks 17.30 uur het parkeerterrein van het Apollohotel opreed en zijn auto parkeerde. Op het moment dat hij de autodeur dichtdeed kwamen er twee jongens op hem afgerend. [slachtoffer] werd op de grond gegooid en bedreigd. Ook vertelt hij dat hij meerdere keren werd geslagen. De belagers leken alleen geïnteresseerd in zijn horloge, een Patek Philippe met een waarde van 110.000 euro. Op enig moment kregen zij het horloge los en renden ze naar de uitgang van het hotel. Op camerabeeld van het Apollohotel is de diefstal deels te zien. Ook is daarop te zien dat de straatrovers in een zwarte stationwagen wegvluchten, die wordt bestuurd door een derde persoon. Aangezien er in een korte periode verschillende exclusieve horloges zijn gestolen in Amsterdam Zuid is een onderzoek onder de naam 13Pellaea opgestart. Via afgeluisterde gesprekken uit dat onderzoek komt de politie bij verdachte terecht en wordt hij aangehouden.

De vraag die vervolgens voorligt is of verdachte betrokken is geweest bij de straatroof door de vluchtauto te besturen en zo ja of dat kan worden gekwalificeerd als medeplegen van dan wel medeplichtigheid aan de straatroof?

(...)

De rechtbank overweegt als volgt. Er bestaat geen twijfel over de vraag of de straatroof is begaan. Ook is voldoende gebleken dat deze door drie personen is gepleegd, namelijk twee straatrovers en een bestuurder van de vluchtauto. Het dossier bevat, in onderlinge samenhang bezien, aanwijzingen dat verdachte betrokken is geweest bij de straatroof als bestuurder van de vluchtauto. Bij de straatroof is immers eenzelfde type auto gebruikt als de vader van verdachte had. Ook is gebleken dat het telefoonnummer van verdachte rondom de straatroof in de omgeving van Amsterdam Zuid uitstraalt. Verder volgt uit het dossier dat in de OVC-gesprekken wordt gesproken over de straatroof en dat een [verdachte] de vluchtauto heeft bestuurd. Deze omstandigheden zijn weliswaar verdacht, maar onvoldoende om vast te kunnen stellen dat verdachte daadwerkelijk betrokken is geweest bij de straatroof.

Uit het dossier is immers niet gebleken dat het kenteken of andere unieke onderscheidende kenmerken van de vluchtauto zijn waargenomen. Achteraf is gereconstrueerd dat het kenteken van de vluchtauto de letters HFS zou moeten hebben, dat is echter niet op de camerabeelden te zien. Op grond daarvan kan niet worden vastgesteld dat de auto van de vader van verdachte daadwerkelijk bij de straatroof is gebruikt, laat staan dat verdachte die auto op dat moment heeft bestuurd. Daarnaast kan op basis van de historische telefoongegevens niet worden vastgesteld dat verdachte zich bij het Apollohotel bevond op het moment van de straatroof. Dat zijn telefoonnummer zich de volgende dag in de richting van België beweegt is ook niet redengevend. Daar kan immers niet uit worden afgeleid dat het gestolen horloge daadwerkelijk door verdachte en de medeverdachte in België is verkocht. Wat betreft de OVC-gesprekken is de rechtbank van oordeel dat voldoende is gebleken dat er gesproken wordt over deze straatroof, nu er specifieke kenmerken van het slachtoffer en de buit worden benoemd. Relevant is echter dat de deelnemers van het gesprek niet verdachte of de medeverdachte betreffen. Dat betekent dat die verklaringen van horen zeggen zijn. Onduidelijk is waar die informatie vandaan komt en of die kennis juist is. Bovendien begeven verdachte en de medeverdachte zich in kringen waarin meerdere personen worden verdacht van het plegen van vergelijkbare straatroven van exclusieve horloges. De straatroof zou daarom ook door een ander uit hun omgeving kunnen zijn gepleegd. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat het dossier onvoldoende overtuigend bewijs bevat, verdachte wordt daarom vrijgesproken van het tenlastegelegde.”

2.1.3 Tegen het vonnis van de rechtbank is door het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld.

2.2.1 Het hof heeft de verdachte veroordeeld voor het primair tenlastegelegde medeplegen van diefstal met geweld. Ten laste van de verdachte is door het hof bewezenverklaard dat:

“hij op 6 februari 2019 te Amsterdam (op de openbare weg, te weten de Apollolaan), tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een horloge van het merk Patek Philippe, toebehorende aan [slachtoffer], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte en zijn mededaders:

- op [slachtoffer] zijn afgerend en

- [slachtoffer] op de grond hebben geduwd en

- op [slachtoffer] zijn gaan zitten en

- [slachtoffer] op het gezicht hebben geslagen en dreigend de woorden hebben toegevoegd: ‘Ik vermoord je. Ik vermoord je’ en

- het horloge van zijn, [slachtoffer], arm hebben afgerukt.”

2.2.2 Deze bewezenverklaring steunt op de bewijsmiddelen zoals weergegeven in de conclusie van de advocaat-generaal onder 2.2.

2.2.3 Het hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring verder het volgende overwogen:

“Bewijsoverwegingen

De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank de verdachte ten onrechte heeft vrijgesproken van de tenlastegelegde beroving en dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat [verdachte] - de verdachte - en [betrokkene 1] daarbij als medeplegers betrokken zijn geweest.

De raadsman heeft in hoger beroep betoogd dat niet met een voldoende mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat de verdachte betrokken is geweest bij het tenlastegelegde en geconcludeerd dat de verdachte daarvan dus moet worden vrijgesproken. Daarbij heeft hij bij een reeks van omstandigheden, die door het openbaar ministerie in voor de verdachte belastende zin zijn uitgelegd, kanttekeningen geplaatst.

Het hof overweegt als volgt.

De Nederlandse zakenman [slachtoffer] is op 6 februari 2019 voor de ingang van het Apollo Hotel aan de Apollolaan 2 te Amsterdam slachtoffer geworden van een beroving. Hij had die dag eerst een bezoek gebracht aan zijn bedrijf aan de Honthorststraat 9 te Amsterdam en was daar om 17.15 uur vertrokken. Omstreeks 17.30 uur heeft hij zijn Rolls-Royce geparkeerd op zijn parkeerplaats voor de entree van het hotel. Toen hij was uitgestapt, kwamen twee jongens op hem af lopen. [slachtoffer] werd door één van de jongens op de grond gegooid. Deze jongen ging bovenop hem zitten, riep meermalen “Ik vermoord je” en sloeg hem in het gezicht. De andere jongen pakte de linkerarm van [slachtoffer] vast en haalde het horloge van diens pols af. Bij de beroving heeft [slachtoffer] een flinke bloeduitstorting op zijn linkerhand en verwondingen aan het gezicht opgelopen.

Uit camerabeelden leidt het hof af dat bij de beroving in totaal drie (mannelijke) personen betrokken zijn geweest. Deze personen zijn omstreeks 17.29 uur in een zwarte stationwagen komen aanrijden, die vlak voor het parkeerterrein van het hotel is gestopt. Vervolgens zijn twee van hen uit de auto gestapt, en – slechts tien seconden nadat het slachtoffer het parkeerterrein opreed – langs een slagboom het parkeerterrein van het hotel op gelopen en vervolgens in versnelde pas doorgelopen in de richting van de plek waar [slachtoffer] zojuist zijn auto had geparkeerd. De derde persoon heeft – als bestuurder – de zwarte stationwagen ter plekke gekeerd, heeft deze aan de overkant van de weg kortstondig in een parkeerhaven geparkeerd en is daarmee vervolgens rustig weggereden. Toen de twee andere personen langs de slagboom van de parkeerplaats van het hotel terug de weg op renden, werd de zwarte stationwagen daar midden op de weg tot stilstand gebracht, kennelijk om de twee op te pikken. De twee zijn vervolgens in de zwarte stationwagen gestapt, waarna de auto onmiddellijk is weggereden.

Naar aanleiding van een reeks van straatroven in Amsterdam, waarbij exclusieve horloges zijn buitgemaakt, zijn vanaf 6 februari 2019 gesprekken afgeluisterd en opgenomen die op verschillende momenten zijn gevoerd door inzittenden van een VW Polo, die op naam stond van de moeder van [betrokkene 2]. Op 6 februari 2019 te 23.55 uur is een gesprek aangevangen en opgenomen, dat werd gevoerd door [betrokkene 2], [betrokkene 3] en een onbekend gebleven persoon (NN), waarin het volgende is besproken:

[betrokkene 2]: Hey, ze gaan er 75 voor krijgen

[betrokkene 3]: Ja man, ik heb [het] gehoord

[betrokkene 2]: 75

[betrokkene 3]: Chowa [het hof: straattaal voor 25] de man, kankerlekker

[betrokkene 2]: [verdachte] (fon)

[betrokkene 3]: Ja

[betrokkene 2]: Denk je die [verdachte] gaat chowa krijgen?

[betrokkene 3]: Hij was de chauffeur toch?

[betrokkene 2]: Ja man, dat zijn leipe bedragen

(...)

[betrokkene 3]: Ik heb gehoord wa[s] wel een radicale actie of zo

[betrokkene 2]: Ja?

[betrokkene 3]: Ja broer, [dat komt ervan] als je heethoofd hebt. Als je hoofd op doekoe

NN: Waar zijn ze hem tegengekomen? In Zuid?

[betrokkene 3]: Ik weet het niet man

[betrokkene 3]: [betrokkene 4] heeft kankerlang geen doekoe mee[r] gehad

[betrokkene 2]: Ik heb hem gezegd, hij was kankerblij

[betrokkene 3]: [betrokkene 1] had ook wel zin om iets te slaan. Ja, het is [hen] gegund. Nu zitten ze weer goed voor heel ff. Voor een lange tijd.

[betrokkene 2]: Mijn broda, broer, laatste halfjaar, liep hè, broer?

[betrokkene 3]: Ja man, chaos

[betrokkene 2]: Mijn broda of niet?

[betrokkene 3]: Ja man

(...)

NN: 75 cash

[betrokkene 2]: Dat ding was 112 doezoe

[betrokkene 3]: Ja man, gouden toch?

[betrokkene 2]: Ja man, gouden, Patek Philippe (...) 112 doezoe kost ’ie

[betrokkene 3]: Hoe kom je zoiets tegen? Ze wisten waarschijnlijk niet dat het een Patek was, ze zijn gewoon verrast

[betrokkene 2]: Nee, niet verrast. Deze loerde ze al lang, al lang broer.

Op 8 februari 2019 is in de VW Polo het volgende gesprek tussen [betrokkene 2] en [betrokkene 5] opgenomen:

[betrokkene 2]: Skotoe naar mijn osso gekomen vandaag

[betrokkene 5]: Voor wat?

[betrokkene 2]: Voor mijn brother, broer. Mijn brother gaat zich melden.

[betrokkene 5]: Voor die Patek?

[betrokkene 2]: Ik weet niet wat die Patek. Voor die singa. Hij moet 44 dagen zitten, toch?

[betrokkene 5]: Maar ze mochten niet binnen komen.

[betrokkene 2]: Nee, ze vroegen mogen we naar binnen. We willen graag met [betrokkene 1] praten.

- [betrokkene 2] zegt dat ‘zijn brother’ belt –

[betrokkene 5]: Waar is je brother?

[betrokkene 2]: Hij is in Noord man. Hij gaat zich niet melden.

[betrokkene 5]: Hij moet zich gewoon maandag gaan melden niffo (...). Hij heeft toch sjans gepakt?

[betrokkene 2]: Ja man. Leip hé?

[betrokkene 5]: Die ken ik al lang a broer (...). Die heb ik al in 2017 gekregen. Ik kon die kamer binnen van die man.

[betrokkene 2]: Hoe hebben ze gegeven dan?

[betrokkene 5]: Die man die daar werkt. Ik weet het niet.

[betrokkene 2]: Ik heb [het] niet eens mijn brother gevraagd, wist je dat.

[betrokkene 5]: Hij gaat sowieso gecheesed worden door die

[betrokkene 2]: Denk je?

[betrokkene 5]: Sowieso [verdachte]

[betrokkene 2]: Waarom dan?

[betrokkene 5]: Waggie met kenteken en alles

[betrokkene 2]: Serieus? Denk je dat skotoe voor dat naar me osso komt?

[betrokkene 5]: Nee, niet zo snel voor dat.

[betrokkene 2]: Kan niet toch?

[betrokkene 5]: Hij staat gewoon gesignaleerd 44 dagen.

[betrokkene 2]: Toch?

[betrokkene 5]: Anders hadden ze de deur gebost, vriend.

[betrokkene 2]: Ja.

[betrokkene 5]: Ze gaan niet praten. Bost gelijk de deur. Roofoverval is leip onderzoek bezig.

(...)

[betrokkene 2]: Hoe hebben ze hem gegeven eigenlijk. Of weet je [het] niet?

[betrokkene 5]: Weet niet man. Die man, ik kon hem allang geven man, maar ik wou niet.

(...)

[betrokkene 5]: Die man rijdt Rolls-Royce, heel PC is van die man. Je moet tegen je brother zeggen dat die man niet moet praten. Die man heeft Satudarah achter zich, vriend.

[betrokkene 2]: Ja?

[betrokkene 5]: Is geen kleine mannetje. Is oude mannetje. Apollo Hotel is van hem. PC Hooftstraat is van hem. Die gebouw van die casino is van hem, Max Euweplein. Is niks wat ze van hem gepakt van die man. Je kon gewoon een keer met die pas in de kamer gaan. Die kickboxer, mattie van mij, werkt in die Apollo Hotel. ‘Nak hem nu als je wil’.

[betrokkene 2]: Serieus?

[betrokkene 5]: Ik zei ‘no man, met je gezicht, ben je gek’?

[betrokkene 2]: Had [hij] die Patek om?

[betrokkene 5]: Ja

(...)

[betrokkene 5]: Zeg [betrokkene 1] dat hij [zich] moet melden man. Beter voor de zomer. Dan weet hij ook wat er aan de hand is. Beter toch? Maar [verdachte], die andere, zeg tegen hem dat hij niet moet praten, die [verdachte].

[betrokkene 2]: Wie, [verdachte]?

[betrokkene 5]: Ja, hij gaat praten. Zijn wagen, zijn kenteken enzo broer.

Op 18 februari 2019 is in de VW Polo het volgende gesprek tussen [betrokkene 2], [betrokkene 3] en [betrokkene 5] opgenomen:

[betrokkene 2]: Der [het hof leest: die] man is leip, hij heeft precies die Patek, die mij[n] brother heeft gegeven Oulah (fon), gouwe

(...)

[betrokkene 5]: Ik heb iemand die in hotel werkt, Apollo Hotel.

[betrokkene 2]: Je ziet hem, hè?

[betrokkene 5]: Patek.

[betrokkene 2]: Patek, gouwe.

[betrokkene 5]: Met andere binnenkant is die, is niet met normale binnenkant.

[betrokkene 2]: Is die leipe, deze.

[betrokkene 5]: Jaja, is leip, is roodachtig, bordeaux binnenkant. Die van je brother was gewoon zwarte binnenkant.

[betrokkene 2]: Ja.

Op 19 februari 2019 is in de VW Polo het volgende gesprek tussen onder andere [betrokkene 2], [betrokkene 3] en [betrokkene 5] opgenomen:

[betrokkene 5]: Deze moesten we echt eerder geven. [betrokkene 6] werkt hier, ah sabi. Hier werkt hij, die Patek. Hij heeft zijn eigen parkeerplaats daar, ah sahbi. Belgische kenteken toch, die Rolls-Royce.

(...)

[betrokkene 5]: Weetje, die man konden we gewoon binnen geven. Ik en jij he. [betrokkene 6] werkt in die hotel, hij zegt me ‘kom naar binnen, we zien niks, breek je boven en je moet hem alleen open maken’. Ik zeg ‘nee man ik ga niet breken in je hotel’. Die man heb gewoon kamers daar, 3 kamers, die hotel is van hem. Hele P.C. Hooftstraat is van hem. Heel dinges is van hem, Max Euweplein, waar Holland Casino is, is ook, die gebouw is ook van hem. Holland Casino huurt die gebouw van hem.

[betrokkene 3]: Hij heb veel geld man (...). Ik heb gehoord hij heeft ook PC daaro.

[betrokkene 5]: Ja, alles. Heel PC bijna is van hem (...). Die man rijdt Rolls-Royce.

Koelie toch?

[betrokkene 5]: Nee broer. Gewoon een Hollander. Ouwe Hollander (...).

Het hof concludeert dat in deze gesprekken wordt gesproken over de op 6 februari 2019 gepleegde beroving van [slachtoffer]. Daarbij is in aanmerking genomen dat in die gesprekken bijzonderheden zijn genoemd die overeenkomen met de omstandigheden rondom die beroving. Daarbij heeft het hof het oog op het volgende:

 [slachtoffer], die ten tijde van de beroving 72 jaar oud was, is een Nederlandse zakenman. Hij rijdt in een Rolls-Royce met een Belgisch kenteken en verblijft in het Apollo Hotel. Volgens mediaberichten bezit hij panden op de P.C. Hooftstraat in Amsterdam, alsmede het gebouw van Holland Casino te Amsterdam, van welk casino, zo is van algemene bekendheid, één van de Amsterdamse vestigingen is gelegen aan het Max Euweplein.

 Het bij hem weggenomen horloge betrof een uurwerk van het merk Patek Philippe, gemaakt van rosé goud, met een zwarte wijzerplaat. De waarde daarvan was € 110.000, vrijwel overeenstemmend met de in het gesprek van 6 februari 2019 genoemde waarde van € 112.000, “112 doezoe”.

 De verwachte opbrengst van de buit was, volgens de deelnemers aan het gesprek van 6 februari 2019, 75 duizend euro, welke opbrengst door drie personen gedeeld zou worden, terwijl – zoals al bleek – bij de beroving van [slachtoffer] drie daders betrokken zijn geweest: twee overvallers en één chauffeur.

Daarnaast staat voor het hof buiten redelijke twijfel vast dat bij de beroving volgens gespreksdeelnemers de verdachten [verdachte] (als bestuurder van de auto) en [betrokkene 1] (als een van de twee andere daders) zijn betrokken. Dit kan in het bijzonder worden afgeleid uit het volgende:

 In het gesprek van 6 februari 2019 noemt [betrokkene 3] de naam [betrokkene 1] als iemand die zin had om ‘iets te slaan’ en die nu voor lange tijd wel weer goed zit. [betrokkene 2] spreekt in dat gesprek en dat van 8 februari 2019 over zijn ‘broda/brother’. [betrokkene 2] heeft slechts één broer, te weten de verdachte [betrokkene 1].

 In het gesprek van 8 februari 2019 maakt [betrokkene 2] er gewag van dat de politie die dag naar zijn huis is gekomen voor zijn ‘brother’, waarna door [betrokkene 5] wordt gevraagd of dat voor ‘die Patek’ was, waarop [betrokkene 2] antwoordt dat het voor ‘die singa’ was en meldt dat hij 44 dagen moet zitten. Nadat hij vervolgens telefooncontact heeft gehad met zijn ‘brother’ zegt [betrokkene 2] dat deze niet van plan is zich [het hof: bij de politie] te melden en bevestigt hij desgevraagd dat ‘brother’ ‘sjans heeft gepakt’ [het hof begrijpt: geld heeft verdiend], [betrokkene 5] zegt daarop dat [betrokkene 2]’s ‘brother’ zich maandag wel moet melden en even later drukt hij [betrokkene 2] op het hart tegen [betrokkene 1] te zeggen dat deze zich moet melden, omdat hij dan weet wat er aan de hand is. In datzelfde gesprek deelt [betrokkene 2] mede dat hij – kennelijk tot zijn eigen verwondering – niet aan zijn ‘brother’ heeft gevraagd hoe ze hem ‘gegeven’ [het hof begrijpt: bestolen] hebben. Uit het dossier blijkt dat politieambtenaren op 8 februari 2019 naar de woning van [betrokkene 2] zijn gegaan, in verband met een openstaande signalering van [betrokkene 1].

 Blijkens het door [betrokkene 2] en [betrokkene 3] op 6 februari 2019 gevoerde gesprek is ‘[verdachte]’ – als getypte weergave van het tapgesprek, fonetisch (vrijwel) identiek aan de wijze waarop de naam [verdachte] wordt uitgesproken – bij de beroving opgetreden als chauffeur. Uit een gesprek van 11 februari 2019 komt naar voren dat [betrokkene 2] en [betrokkene 3] een ‘[verdachte]’ uit [wijk] kennen die een broertje heeft die (ook) [betrokkene 2] heet; de verdachte [verdachte] is woonachtig in de Amsterdamse wijk [wijk] en heeft een broer die (ook) [betrokkene 2] heet.

 [betrokkene 5] maakt in het gesprek van 8 februari 2019 duidelijk dat hij verwacht dat [verdachte] gaat worden ‘gecheesed’ [het hof begrijpt: gepakt door de politie], vanwege zijn ‘waggie’ [het hof begrijpt: auto] met kenteken. [betrokkene 5] instrueert [betrokkene 2] tegen [verdachte] te zeggen dat hij ‘niet moet praten’.

Het hof realiseert zich dat gesprekken als deze soms voor meer dan één uitleg vatbaar zijn. In dit geval zijn de hiervoor weergegeven passages redelijkerwijs slechts op voormelde wijze te duiden, zeker als deze in onderling verband worden bezien. Daarbij is betrokken dat concrete aanknopingspunten voor een andere interpretatie daarvan uit het dossier, noch uit de verhoren van [betrokkene 2] en [betrokkene 5] op de terechtzitting in hoger beroep naar voren zijn gekomen. Verder concludeert het hof dat het niet anders kan dan dat de in de gesprekken uitgewisselde informatie afkomstig is uit de kring van de daders – en dus daderwetenschap betreft – gelet op de specifieke details die de gespreksdeelnemers over de beroving van [slachtoffer] bekend zijn en – vooral – het feit dat diverse van die details al luttele uren na de beroving konden worden besproken door [betrokkene 2] en [betrokkene 3]. Het hof acht de informatie die in de gesprekken is uitgewisseld voorts betrouwbaar, omdat deze, zoals zal blijken, verankering vindt in andere onderzoeksresultaten.

Uit het voorgaande spreekt dat het hof de stelling van de raadsman, dat niet bekend is hoe de deelnemers aan de gesprekken aan hun informatie zijn gekomen en onbekend hoe betrouwbaar en correct deze informatie is, niet volgt. De raadsman heeft er daarnaast op gewezen dat de gespreksdeelnemers in hun eigen strafzaken hebben verklaard dat er — naar het hof begrijpt: in de in die zaken relevante gesprekken – veel sprake was van grootspraak en dat de waarheid wat werd verdraaid om een statusverhogend effect te bewerkstelligen. Het hof ziet voor de gedachte dat een en ander bij de voorliggende gesprekken aan de orde is geweest echter geen solide aanknopingspunt. Dat laatste geldt ook voor de door de verdediging opgeworpen mogelijkheid dat de gespreksdeelnemers de beroving zelf hebben gepleegd of dat die gesprekken zien op een ‘heel ander geval’ [het hof begrijpt: een andere roof]. Die opgeworpen mogelijkheid wordt bovendien gelogenstraft door de concrete inhoud van die gesprekken. Dat in de gesprekken wordt gesproken over een gouden Patek, terwijl het horloge van [slachtoffer] – meer specifiek – van rosé goud was vervaardigd, maakt het voorgaande niet anders: rosé goud is ook goud. Anders dan de raadsman beschouwt het hof de passage, waarin [betrokkene 5] op de vraag van [betrokkene 2] “Had hij die Patek om” heeft geantwoord: “Ja. Hij heeft ruina [het hof: straattaal voor ‘chaos’], Patek met diamantjes, ruina. Weetje wat de vermogen van die man is?” niet als ontlastend. Aannemelijk is dat [betrokkene 5] – die kennelijk in contact stond met iemand die werkzaam is in het Apollo Hotel en hem het een en ander over [slachtoffer] heeft verteld – hier duidelijk maakt dat [slachtoffer] een vermogend man is die naast de ontvreemde Patek nog een of meer andere uurwerken (van dat merk) in bezit heeft. Immers, [betrokkene 5] zegt ook: “Is niks wat ze van hem [hebben] gepakt”. Het door de raadsman voor het voetlicht gebrachte verschil tussen de voornaam van de verdachte – [verdachte] – en de ‘[verdachte]’ waarover (fonetisch) in het gesprek van 6 februari 2019 wordt gesproken, komt het hof – gelet op de bijna identieke uitspraak van beide namen – als gezocht voor, terwijl in het gesprek van 8 februari 2019 – anders dan de raadsman veronderstelt – letterlijk over een ‘[verdachte]’ wordt gesproken. Dat, zoals is aangevoerd, de gespreksdeelnemers meer dan één persoon met de voornaam [verdachte] kennen, is niet onaannemelijk, maar dat laat onverlet dat uit genoemd gesprek van 11 februari 2019 volgt dat [betrokkene 2] en [betrokkene 3] in ieder geval de verdachte [verdachte] kennen. Uit de omstandigheid dat [betrokkene 5] op de terechtzitting in hoger beroep in aanwezigheid van de verdachte heeft medegedeeld dat hij ‘behalve de advocaat-generaal niemand kent’ kan, anders dan de raadsman meent, niet op overtuigende wijze worden afgeleid dat [betrokkene 5] de verdachte niet kent.

Hetgeen in de voornoemde passages uit in de VW Polo afgeluisterde en opgenomen gesprekken is besproken en de daaruit door het hof getrokken conclusies vinden steun in en passen bij andere onderzoeksresultaten:

 De verdachte en [betrokkene 1] kennen elkaar (in ieder geval) sinds 2014.

 Met behulp van de telefoonnummers die aan hen kunnen worden toegeschreven, is op 6 februari 2019 bij uitgaand dataverkeer herhaaldelijk (nagenoeg) gelijktijdig gebruik gemaakt van dezelfde zendmasten, waaronder om 16.03 uur een zendmast aan de Kerkstraat in Amsterdam (op 606 meter van het kantoor van [slachtoffer]) en even voor 18.00 uur een zendmast aan de Linneusstraat. Beide telefoonnummers zijn niet gebruikt, althans genereerden geen peilgegevens in de tijdspanne rondom de beroving.

 De verdachte kon ten tijde van de beroving beschikken over een voertuig dat sterk lijkt op de bij de beroving gebruikte stationwagen. Immers, in die tijd stond een zwarte Renault Clio met kenteken [kenteken] op naam van zijn vader. Bovendien is de verdachte op 1 oktober 2018 en 29 december 2018 in dat voertuig als bestuurder bekeurd. De zwarte Renault met kenteken [kenteken] heeft vijfpuntige wieldoppen, metaalkleurige handvatten en metaalkleurige dakrails, alsmede een lichtkleurige plek op de stootrand van het voorportier. De zwarte stationwagen die op de camerabeelden is te zien, heeft daarmee overeenkomende kenmerken.

 Op 20 juni 2019 heeft de lokale televisiezender AT5 in een item van het programma Bureau 020 aandacht besteed aan de beroving van [slachtoffer]. Daarbij zijn de van de beroving beschikbare camerabeelden uitgezonden. Het item is ook op de nieuwssite van de zender geplaatst. Op 21 juni 2019 is [betrokkene 1] gebeld door zijn broer [betrokkene 2]. Eerstgenoemde vraagt zijn broer in dat telefoongesprek of hij ‘die bewegingen’, ‘die hete dingen’ heeft gezien.

 Op 22 juni 2019 – dus twee dagen na de uitzending van AT5 – is de Renault met kenteken [kenteken], die op naam stond van de vader van de verdachte, op naam gezet van een derde.

 Op 25 juni 2019 heeft het (landelijke) televisieprogramma Opsporing Verzocht tussen 20.35 en 20.45 uur bewegende beelden van de beroving van [slachtoffer] uitgezonden. Daarbij is een donkerkleurig voertuig getoond dat daarbij betrokken was en werd een lettercombinatie genoemd. [betrokkene 1] heeft op 25 juni 2019 om 23.15 uur op internet gezocht naar ‘Opsporing Verzocht gemist’ en de website van NPO Start bezocht waarop uitzendingen van dat programma zijn terug te kijken. Op 27 juni 2019 heeft hij op internet intensief gezocht naar ‘[slachtoffer]’ en ‘[slachtoffer] overvallen’ en de website van Quote met een aan de overval gewijd bericht bezocht.

 Op 2 juli 2019 hebben leden van het onderzoeksteam van de politie de vader van de verdachte in diens garage geconfronteerd met het item in Opsporing Verzocht en de overeenkomst die bestaat tussen de in die uitzending genoemde lettercombinatie en het kenteken van de Renault Clio. Daarbij zijn de leden van het onderzoeksteam gefilmd door bewakingscamera’s. Op een onder de verdachte in beslag genomen telefoon bleken zich op 26 juni 2019 van de bewakingsbeelden gemaakte foto’s te bevinden, waarop leden van het onderzoeksteam te zien waren. Hierop heeft de verdachte op de terechtzitting in hoger beroep geen toelichting willen geven.

Anders dan de raadsman is het hof van oordeel dat als vaststaand kan worden aangenomen dat de Renault, die op naam van de vader van de verdachte stond, bij de beroving is gebruikt. Daarbij is in het bijzonder betrokken dat:

- de kenmerken van die Renault en die van de stationwagen die op de beelden te zien is op in het oog springende punten overeenkomen;

- de Renault zeer kort na de uitzending van AT5 op naam van een derde is gezet;

- de verdachte indringende belangstelling heeft getoond voor de leden van het opsporingsteam die onderzoek naar de Renault deden.

Of de Renault van de vader van de verdachte al dan niet een fabrieksuitvoering betrof, acht het hof daarbij niet relevant. Het gaat immers om de al dan niet overeenstemmende details. Dat op de beelden het kenteken en het merkteken van de stationwagen niet te zien zijn, is voor de opsporing spijtig, maar is niet ontlastend. De verklaring van de vader van de verdachte, dat zijn gezinsleden van de Peugeot (de Hoge Raad begrijpt: de Renault) geen gebruik maken, is niet waarheidsgetrouw, reeds omdat de verdachte daarin tot twee keer toe is bekeurd. Anders dan de raadsman heeft geopperd, is er in het licht van hetgeen is vastgesteld geen enkele reden om te denken dat een ander dan de verdachte – zoals zijn broertje – op 6 februari 2019 de Renault heeft bestuurd. In elk geval zijn daarvoor geen concrete aanknopingspunten.

Het is een algemene ervaringsregel dat de bezitter van een mobiele telefoon deze buitenhuis bij zich pleegt te dragen. Er is geen reden om aan te nemen dat die ervaringsregel op 6 februari 2019 niet opging voor de verdachte, te minder omdat hij bij de politie over zijn telefoon geen enkele vraag heeft beantwoord. Dat met behulp van de telefoon van de verdachte geen zendmast is aangestraald in de directe omgeving van de plaats delict, maakt niet dat aan de peilgegevens geen zeggingskracht toekomt. Daaruit kan immers in ieder geval worden afgeleid dat de verdachte en [betrokkene 1] die dag om 16.03 uur en even voor 18.00 uur in elkaars (directe) nabijheid hebben verkeerd. Dat, zoals terecht is aangevoerd, geen contact [het hof begrijpt: telefooncontact] tussen de verdachte en diens medeverdachte is vastgesteld, past daar goed bij: als je in elkaars directe nabijheid verkeert is er veelal geen noodzaak via de telefoon met elkaar te communiceren. Uit het voorgaande volgt voorts dat de stelling van de raadsman, dat er onvoldoende steunbewijs voorhanden is om de interpretatie aan de opgenomen gesprekken aan te toetsen, mank gaat.

Tot slot is het hof met de advocaat-generaal en anders dan de raadsman van oordeel dat de verdachte bij de beroving nauw en bewust heeft samengewerkt met zijn mededaders en dat zijn bijdrage daaraan een wezenlijke is geweest, zodat hij als medepleger moet worden aangemerkt. Uit de omstandigheid dat het moment, waarop de verdachte de stationwagen voor het hotel midden op de weg tot stilstand bracht, precies samenviel met het moment dat zijn twee kompanen de weg oprenden en mitsdien onmiddellijk konden instappen, leidt het hof af dat is gehandeld overeenkomstig een tevoren gesmeed plan. Doordat de verdachte op het juiste moment met de vluchtauto klaarstond, konden de twee mannen die [slachtoffer] feitelijk hebben beroofd, ontkomen en kon de buit worden veiliggesteld. Verder neemt het hof in aanmerking dat de verdachte kennelijk degene is geweest is die de stationwagen voor de beroving ter beschikking heeft gesteld (en heeft bestuurd) en dat de verwachte opbrengst gelijkelijk tussen hem en zijn mededaders zou worden verdeeld.

Concluderend is het hof, anders dan de rechtbank, van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich op 6 februari 2019 samen met twee anderen schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde beroving van [slachtoffer], en wel op na te melden wijze. Het tot vrijspraak strekkende verweer wordt in al zijn onderdelen verworpen.”

3 Beoordeling van het eerste cassatiemiddel

3.1

Het cassatiemiddel richt zich tegen de bewezenverklaring van het tenlastegelegde.

3.2

Bij de beoordeling van het cassatiemiddel moet het volgende worden vooropgesteld. De rechter die over de feiten oordeelt, beslist wat hij van het beschikbare bewijsmateriaal betrouwbaar en bruikbaar vindt en aan welk bewijsmateriaal hij geen waarde toekent. De feitenrechter hoeft deze beslissingen over de selectie en waardering van het bewijsmateriaal niet te motiveren, behalve in bijzondere gevallen. Bij de beoordeling van het beschikbare bewijsmateriaal kan de feitenrechter betekenis toekennen aan onder meer de onderlinge samenhang van dit bewijsmateriaal en de mate waarin bewijsmateriaal steun vindt in ander bewijsmateriaal. In cassatie kan de Hoge Raad onderzoeken of de conclusies van feitelijke aard, die de feitenrechter heeft getrokken uit de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vastgesteld, begrijpelijk zijn.

3.3

Het cassatiemiddel klaagt in de eerste deelklacht dat de bewijsvoering niet toereikend is voor de bewezenverklaring. Verder wordt in de tweede deelklacht geklaagd dat het hof niet is ingegaan op het met de bewezenverklaring, maar niet met de bewijsvoering onverenigbare verweer ten aanzien van de identiteit van een in de OVC-gesprekken (de heimelijk opgenomen gesprekken) genoemde persoon. Ten slotte klaagt de derde deelklacht dat de bewezenverklaring, mede in het licht van een door de verdediging gevoerd verweer over de betekenis van de OVC-gesprekken, de vluchtauto en de peilgegevens van de telefoons van de verdachte en de medeverdachte, niet toereikend is gemotiveerd.

3.4

Het cassatiemiddel faalt in al zijn onderdelen. De redenen daarvoor staan vermeld in de conclusie van de advocaat-generaal onder 3.2 tot en met 3.13.

4 Beoordeling van het tweede cassatiemiddel

5 Beslissing