Home

Hoge Raad, 02-06-2023, ECLI:NL:HR:2023:845, 22/04390

Hoge Raad, 02-06-2023, ECLI:NL:HR:2023:845, 22/04390

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
2 juni 2023
Datum publicatie
2 juni 2023
ECLI
ECLI:NL:HR:2023:845
Formele relaties
Zaaknummer
22/04390

Inhoudsindicatie

HR: 81.1 RO.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 22/04390

Datum 2 juni 2023

ARREST

in de zaak van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen

de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van Gerechtshof Amsterdam van 13 oktober 2022, nrs. 21/01723 tot en met 21/017261, op de hoger beroepen van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland (nrs. HAA 20/2421 tot en met HAA 20/2424) betreffende aan belanghebbende over de jaren 2012 tot en met 2014 opgelegde navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen, de voor het jaar 2015 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en de daarbij gegeven beschikkingen inzake belastingrente.

1 Geding in cassatie

Belanghebbende, vertegenwoordigd door J.A. Klaver, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld.

De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.

Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

2 Beoordeling van de klachten

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3 Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4 Beslissing