Home

Hoge Raad, 15-03-2024, ECLI:NL:HR:2024:396, 22/03310

Hoge Raad, 15-03-2024, ECLI:NL:HR:2024:396, 22/03310

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
15 maart 2024
Datum publicatie
15 maart 2024
ECLI
ECLI:NL:HR:2024:396
Formele relaties
Zaaknummer
22/03310

Inhoudsindicatie

Wet WOZ; artikel 40, lid 2; gegevens die niet in het taxatieverslag zijn opgenomen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 22/03310

Datum 15 maart 2024

ARREST

in de zaak van

[X] (hierna: belanghebbende)

op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 26 juli 2022, nrs. 21/01625 en 21/01626, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Amsterdam (nrs. AMS 20/2218 en AMS 20/2305) betreffende ten aanzien van belanghebbende gegeven beschikkingen op grond van de Wet waardering onroerende zaken voor het jaar 2019. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

1 Geding in cassatie

Belanghebbende, vertegenwoordigd door A. Bakker, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

2 Uitgangspunten in cassatie

2.1

De heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam (hierna: de heffingsambtenaar) heeft op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaken aan de [a-straat 1], [a-straat 2] en [a-straat 3] te [Z] (hierna: de woningen) per waardepeildatum 1 januari 2018 voor het kalenderjaar 2019 vastgesteld op respectievelijk € 503.000, € 271.000 en € 484.000.

2.2

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde waarden van de woningen en heeft in de bezwaarfase om toezending van aanvullende gegevens (matrix en grondstaffel) verzocht.

2.3

De heffingsambtenaar heeft bij uitspraken op bezwaar de voor de woningen vastgestelde waarden gehandhaafd. De Rechtbank heeft de beroepen hiertegen ongegrond verklaard.

3 Procedure voor het Hof

3.1

Voor het Hof was onder meer in geschil of de heffingsambtenaar aan zijn verplichtingen tot gegevensverstrekking heeft voldaan. Het Hof heeft geoordeeld dat de heffingsambtenaar niet verplicht was op grond van artikel 7:4 Awb de aanvullende gegevens waarom belanghebbende in de bezwaarfase had verzocht, digitaal beschikbaar te stellen dan wel toe te sturen. Het bepaalde in artikel 40, lid 2, Wet WOZ doet daaraan volgens het Hof niet af, aangezien deze bepaling uitsluitend de verplichting tot het op verzoek verstrekken van het taxatieverslag bevat.

3.2

Ook heeft het Hof geoordeeld dat de heffingsambtenaar met de in hoger beroep overgelegde matrices en daarin opgenomen vergelijkingsobjecten en toelichting daarop ter zitting aannemelijk heeft gemaakt dat de voor de onroerende zaken vastgestelde waarden niet te hoog zijn.

4 Beoordeling van de klachten

5 Proceskosten

6 Beslissing