Home

Hoge Raad, 05-04-2024, ECLI:NL:HR:2024:528, 22/00557

Hoge Raad, 05-04-2024, ECLI:NL:HR:2024:528, 22/00557

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
5 april 2024
Datum publicatie
5 april 2024
ECLI
ECLI:NL:HR:2024:528
Formele relaties
Zaaknummer
22/00557

Inhoudsindicatie

Procesrecht; artt. 47, lid 1, 52 en 54 AWR; informatiebeschikking; niet-verstrekken van niet-bewaarde privé-agenda’s met zakelijke afspraken.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 22/00557

Datum 5 april 2024

ARREST

in de zaak van

[X] (hierna: belanghebbende)

tegen

de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 12 januari 2022, nr. 20/004361, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nr. BRE 19/1661) betreffende een ten aanzien van belanghebbende gegeven informatiebeschikking.

1 Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.

Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend. Deze conclusie bevat een aantal klachten die niet anders kunnen worden begrepen dan als nieuwe, buiten de daarvoor geldende termijn aangevoerde klachten. De Hoge Raad gaat daarom aan die klachten voorbij2, met uitzondering van de hierna vermelde klacht.

Belanghebbende heeft – met toestemming van de Hoge Raad – het cassatieberoep aangevuld met een klacht die de uitspraak van het Hof bestrijdt op de grond dat zich bij de beëdiging van een van de raadsheren die de bestreden uitspraak hebben gedaan, een onvolkomenheid heeft voorgedaan.

Bij beslissing van 22 maart 2024, nr. 24/006633, heeft de Hoge Raad het verzoek om wraking van de vice-president M.E. van Hilten en van de raadsheren E.N. Punt, M.A. Fierstra, E.F. Faase en P.A.G.M. Cools, afgewezen.

2 Uitgangspunten in cassatie

2.1

Belanghebbende drijft in de vorm van een eenmanszaak een organisatie-, accountants- en (belasting)adviesbureau en is als zodanig ondernemer voor zowel de inkomstenbelasting als de omzetbelasting.

2.2

Op 28 februari 2018 heeft bij belanghebbende een boekenonderzoek plaatsgevonden met betrekking tot de juistheid en de volledigheid van de aangiften voor de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor de jaren 2012 tot en met 2015 en van de aangiften voor de omzetbelasting over de tijdvakken in de periode 1 januari 2013 tot en met 31 december 2015.

2.3

In het kader van dat boekenonderzoek heeft belanghebbende onder meer verklaard dat hij omzet heeft behaald met het tegen een vaste vergoeding verzorgen van belastingaangiften voor mensen in zijn vriendenkring, dat hij afspraken met die particulieren in zijn privé-agenda noteerde, en in die agenda ook het aantal per week ingediende aangiften noteerde.

2.4

Naar aanleiding van het boekenonderzoek heeft de Inspecteur belanghebbende verzocht zijn privé-agenda’s over (onder meer) de jaren 2012 tot en met 2015 over te leggen dan wel ter inzage te verstrekken. Belanghebbende heeft aan dit verzoek geen gevolg gegeven, ook niet na daartoe te zijn gerappelleerd. Hij heeft daartoe aangevoerd dat het gaat om privé-agenda’s en om afspraken in de privésfeer, en dat hij de agenda’s niet heeft bewaard.

2.5

De Inspecteur heeft vervolgens op de voet van artikel 52a AWR de onderhavige informatiebeschikking (hierna: de informatiebeschikking) gegeven, omdat belanghebbende volgens hem niet heeft voldaan aan de verplichtingen van de artikelen 47, 49 en 52, lid 6, AWR.

3 De oordelen van het Hof

Het Hof heeft geoordeeld dat de Inspecteur de informatiebeschikking terecht aan belanghebbende heeft gegeven. Aan dat oordeel heeft het Hof onder meer het volgende ten grondslag gelegd:(i) de Inspecteur heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de door hem gevraagde privé-agenda’s van belang zouden kunnen zijn voor de heffing van inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en omzetbelasting in de betrokken jaren, aangezien belanghebbende afspraken voor het verzorgen van belastingaangiften voor mensen in de vriendenkring in zijn privé-agenda noteerde;(ii) reeds omdat belanghebbende van personen in de vriendenkring vergoedingen voor het verzorgen van belastingaangiften heeft ontvangen, kan – anders dan belanghebbende betoogde – niet worden gezegd dat de privé-agenda’s niet behoeven te worden overgelegd omdat het verzorgen van die aangiften uitsluitend in de privésfeer plaatsvindt; (iii) ook indien niet zou vaststaan dat belanghebbende een vergoeding ontvangt, kunnen de privé-agenda’s nog steeds van belang zijn voor de belastingheffing, juist in verband met een eventuele controle of al dan niet vergoedingen worden ontvangen; en(iv) de omstandigheid dat de privé-agenda’s niet zijn bewaard, komt – zo dat het geval is –voor rekening en risico van belanghebbende.

4 Beoordeling van de klachten

5 Proceskosten

6 Beslissing