Hoge Raad, 14-06-2024, ECLI:NL:HR:2024:854, 22/01928
Hoge Raad, 14-06-2024, ECLI:NL:HR:2024:854, 22/01928
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 14 juni 2024
- Datum publicatie
- 14 juni 2024
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2024:854
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHDHA:2022:717
- Zaaknummer
- 22/01928
Inhoudsindicatie
Omzetbelasting; art. 9, lid 2, letter a, Wet OB 1968 en Tabel I, post b.3, bij de Wet OB 1968; punt 14 van Bijlage III bij BTW-richtlijn 2006; verlaagd tarief; gelegenheid geven tot sportbeoefening; ter beschikking stellen van zeiljachten met gebruikmaking van havenfaciliteiten; begrip sport.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 22/01928
Datum 14 juni 2024
ARREST
in de zaak van
[X] B.V. (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 21 april 2022, nrs. BK-21/00363 tot en met BK-21/003671, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nrs. SGR 20/3799 tot en met SGR 20/3801, SGR 20/8260 en SGR 20/8261) betreffende door belanghebbende op aangifte voldane bedragen aan omzetbelasting over de tijdvakken 1 april 2019 tot en met 30 juni 2019 en 1 april 2020 tot en met 30 juni 2020 en ten aanzien van belanghebbende gegeven beschikkingen op verzoeken om teruggaaf van omzetbelasting voor de tijdvakken 1 juli 2019 tot en met 30 september 2019, 1 oktober 2019 tot en met 31 december 2019, en 1 oktober 2020 tot en met 31 december 2020.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende, vertegenwoordigd door H. de Kat, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
2 Uitgangspunten in cassatie
Belanghebbende stelt op basis van een jaarabonnement tegen vergoeding kajuitzeiljachten ter beschikking. Met zo’n abonnement wordt aan de abonnementhouder voor een bepaald aantal dagen of dagdelen tegen een all-in prijs het gebruik aangeboden van één bepaald type zeiljacht, van de faciliteiten van de jachthaven waarin dat zeiljacht zijn thuishaven heeft, en van hetgeen verder tijdens het gebruik van dat jacht nodig is om te zeilen.
Per zeiljacht kunnen maximaal zes abonnees intekenen. Het zeiljacht wordt zeilklaar aan de abonnementhouder ter beschikking gesteld. In de abonnementsprijs zijn alle kosten van het zeiljacht begrepen. Daarbij valt te denken aan havengeld, verzekering, onderhoud, professionele reiniging, brandstof voor incidenteel gebruik en winterklaar maken van het zeiljacht. Verder zorgt belanghebbende ervoor dat veiligheidsmiddelen zoals zwemvesten, een reddingsvlot en vuurpijlen aan boord aanwezig zijn, en biedt zij de abonnementhouders hulp bij vragen of calamiteiten.
De abonnementhouder betaalt bij het afsluiten van een abonnement eenmalig een bedrag aan entreekosten, onder meer voor het afleggen van een vaartest en een instructiedag manoeuvreren.
Per maand kiest de abonnementhouder via een online boekingssysteem op welke dagen of dagdelen hij met het zeiljacht wil varen, afhankelijk van het aantal dagen of dagdelen waarvoor hij het abonnement heeft gesloten.
Belanghebbende huurt voor de kajuitzeiljachten vaste ligplaatsen in twee jachthavens in Nederland. Deze jachthavens beschikken over diverse faciliteiten zoals toiletten, douches, de mogelijkheid om water in te nemen en elektriciteit af te nemen voor gebruik aan boord, afvaldepots, groenvoorzieningen en parkeerplaatsen.
Ter zake van de abonnementsgelden heeft belanghebbende omzetbelasting voldaan naar het algemene omzetbelastingtarief als bedoeld in artikel 9, lid 1, van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: de Wet). Tegen de voldoening op aangifte over het tweede kwartaal van 2019 en over het tweede kwartaal van 2020, alsmede tegen de ten aanzien van haar gegeven teruggaafbeschikkingen voor het derde en het vierde kwartaal van 2019 en voor het derde kwartaal van 2020 heeft belanghebbende bezwaar gemaakt. Zij stelt zich op het standpunt dat ter zake van de in de abonnementen vervatte dienstverlening omzetbelasting is verschuldigd naar het verlaagde tarief als bedoeld in artikel 9, lid 2, letter a, van de Wet in samenhang gelezen met post b.3 van de bij de Wet behorende Tabel I (hierna: Tabel I).
3 De oordelen van het Hof
Voor het Hof was in geschil of de prestaties van belanghebbende kunnen worden aangemerkt als het in post b.3 van Tabel I bedoelde “gelegenheid geven tot sportbeoefening” en of zij daarom aan het verlaagde tarief zijn onderworpen.
Het Hof heeft vooropgesteld dat belanghebbende jegens ieder van de abonnementhouders één enkele samengestelde prestatie verricht. Het zou, aldus het Hof, kunstmatig zijn om het arrangement dat belanghebbende als een totaalpakket en voor een totaalprijs aanbiedt, voor de heffing van omzetbelasting in diverse onderdelen te splitsen.
Het Hof heeft vervolgens – onder verwijzing naar het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 10 november 2016, Pavlína Baštová, C-432/15,
(hierna: het arrest Baštová) – geoordeeld dat het Unierechtelijke begrip sportaccommodatie in post 14 van Bijlage III van BTW-richtlijn 2006 betrekking heeft op een ruimte die is ingericht voor het beoefenen van sport en daarvoor wordt gebruikt. Naar het oordeel het Hof komt de terbeschikkingstelling van een zeiljacht in combinatie met de mogelijkheid om gebruik te maken van de faciliteiten in de jachthaven niet overeen met dat Unierechtelijke begrip. Belanghebbende heeft, aldus het Hof, niet aannemelijk gemaakt “dat in de sanitaire ruimten, op de aanlegplaats en op de parkeerplaats en tijdens het zeilklaar maken en de nazorg na het zeilen sport wordt beoefend”. De ruimten en de faciliteiten in de jachthaven zijn dus niet bestemd of geschikt voor de beoefening van sport. Belanghebbende heeft volgens het Hof evenmin aannemelijk gemaakt dat de kajuitjachten zijn ingericht of zijn bestemd voor sportbeoefening.Aan zijn hiervoor in 3.3 weergegeven oordelen heeft het Hof ten overvloede toegevoegd dat in het arrest van het Hof van Justitie van 25 februari 2016, Europese Commissie tegen Koninkrijk der Nederlanden, C-22/15,
(hierna: het arrest Commissie/Nederland), onderscheid wordt gemaakt tussen zeilen als sport en recreatief zeilen. Naar het oordeel van het Hof is het gebruik van een kajuitjacht niet in alle gevallen aan te merken als sportbeoefening.Het Hof is tot de slotsom gekomen dat de door belanghebbende tegen betaling van het abonnementsgeld verrichte dienst niet onder punt 14 van Bijlage III van BTW-richtlijn 2006 valt en dat post b.3 van Tabel I niet van toepassing is.