Home

Hoge Raad, 18-07-2025, ECLI:NL:HR:2025:1062, 23/04710

Hoge Raad, 18-07-2025, ECLI:NL:HR:2025:1062, 23/04710

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
18 juli 2025
Datum publicatie
18 juli 2025
ECLI
ECLI:NL:HR:2025:1062
Formele relaties
Zaaknummer
23/04710

Inhoudsindicatie

Artikel 67d en 67e AWR; artikel 67n AWR; bewijsvermoedens; bewijsmaatstaf; vergrijpboeten; vrijwillige verbetering.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 23/04710

Datum 18 juli 2025

ARREST

in de zaak van

[X] (hierna: belanghebbende)

tegen

de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 17 oktober 2023, nrs. BK-23/00283 tot en met BK-23/002881, betreffende aan belanghebbende gegeven boetebeschikkingen.

1 Het eerste geding in cassatie

Bij arrest van de Hoge Raad van 24 maart 2023, ECLI:NL:HR:2023:358, is vernietigd de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam, nrs. 21/00408 tot en met 21/004132, met verwijzing van het geding naar het Gerechtshof Den Haag (hierna: het Hof) ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dat arrest.

2 Het tweede geding in cassatie

Belanghebbende, vertegenwoordigd door A.A. Kan, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.

De Advocaat-Generaal R.J. Koopman heeft op 5 juli 2024 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie.3

3 Uitgangspunten in cassatie

3.1

Belanghebbende woont in Nederland. In zijn aangiften voor de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) voor de jaren 2005 tot en met 2014 heeft hij geen melding gemaakt van door hem toen aangehouden rekeningen bij de Zwitserse UBS Bank.

3.2

Het Central Liaison Office van de Belastingdienst (hierna: het CLO) heeft op 23 juli 2015 een zogenoemd groepsverzoek gedaan aan de Zwitserse autoriteiten met betrekking tot inwoners van Nederland die een rekening hebben bij de UBS Bank (hierna: het groepsverzoek). In het groepsverzoek is aan de Zwitserse autoriteiten verzocht om de bankgegevens te verstrekken van Nederlandse rekeninghouders die gedurende de periode van 1 februari 2013 tot en met 31 december 2014 aan bepaalde criteria voldoen. Belanghebbende voldoet aan die criteria en valt dus onder het groepsverzoek.

3.3

Bij brief van 16 september 2015 heeft de UBS Bank de rekeninghouders die voldoen aan de in het groepsverzoek omschreven criteria ingelicht over het groepsverzoek (hierna: de brief van 16 september 2015).

3.4

Op 28 oktober 2015 heeft belanghebbende de Inspecteur bericht dat hij openheid van zaken wil geven over zijn bij de UBS Bank aangehouden rekeningen. Hij heeft daarbij een beroep gedaan op de regeling voor vrijwillige verbetering als bedoeld in artikel 67n AWR. Naar aanleiding van het verzoek van de Inspecteur om de verklaring ‘vrijwillige verbetering’ in te vullen, heeft belanghebbende onder meer bankstukken overgelegd inzake zijn rekeningen bij de UBS Bank.

3.5

Naar aanleiding van het groepsverzoek heeft het CLO van de Zwitserse Belastingdienst op 30 maart 2017 een brief met als bijlage een USB-stick ontvangen met informatie over onder meer de rekeningen van belanghebbende bij de UBS Bank. Op basis van deze informatie en de door belanghebbende verstrekte bankstukken heeft de Inspecteur vervolgens navorderingsaanslagen in de IB/PVV over de jaren 2005 tot en met 2014 en een navorderingsaanslag in het recht van successie aan belanghebbende opgelegd.

3.6

Bij gelijktijdig gegeven beschikkingen zijn aan belanghebbende op grond van artikel 67d respectievelijk artikel 67e AWR boeten opgelegd. De Inspecteur is daarbij ervan uitgegaan dat belanghebbende de aangiften niet vrijwillig heeft verbeterd, zodat artikel 67n AWR niet kan worden toegepast. Belanghebbende heeft namelijk pas gemeld dat hij zijn bankrekeningen had verzwegen nadat de UBS Bank hem had geïnformeerd over het groepsverzoek. Dat betekent dat niet is voldaan aan de criteria van artikel 67n AWR, aldus de Inspecteur.

3.7

Belanghebbende en de Inspecteur hebben over onder meer de hoogte van de navorderingsaanslagen een vaststellingsovereenkomst (hierna: de vso) gesloten. Over de vraag of terecht vergrijpboeten zijn opgelegd, zijn zij niet tot overeenstemming gekomen.

4 De oordelen van het Hof

5 Beoordeling van de middelen

6 Overschrijding van de redelijke termijn in de cassatieprocedure

7 Proceskosten

8 Beslissing