Hoge Raad, 18-07-2025, ECLI:NL:HR:2025:1177, 22/03719
Hoge Raad, 18-07-2025, ECLI:NL:HR:2025:1177, 22/03719
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 18 juli 2025
- Datum publicatie
- 18 juli 2025
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2025:1177
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHDHA:2022:1699
- Zaaknummer
- 22/03719
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 22/03719
Datum 18 juli 2025
ARREST
in de zaak van
[X] B.V. (hierna: belanghebbende)
tegen
het DAGELIJKS BESTUUR VAN DE BELASTINGSAMENWERKING GOUWE-RIJNLAND
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 24 augustus 2022, nrs. BK-21/00601 en BK-21/006171, op de hoger beroepen van belanghebbende tegen uitspraken van de Rechtbank Den Haag (nrs. SGR 19/6804 en SGR 19/6815) betreffende ten aanzien van belanghebbende gegeven beschikkingen op grond van de Wet waardering onroerende zaken en aanslagen in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2019.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende, vertegenwoordigd door G. Gieben, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld.
Het dagelijks bestuur van de Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.
2 Beoordeling van de middelen
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.