Hoge Raad, 12-09-2025, ECLI:NL:HR:2025:1274, 24/01463
Hoge Raad, 12-09-2025, ECLI:NL:HR:2025:1274, 24/01463
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 12 september 2025
- Datum publicatie
- 12 september 2025
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2025:1274
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHARL:2024:2179
- Zaaknummer
- 24/01463
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 24/01463
Datum 12 september 2025
ARREST
in de zaak van
[X] (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 26 maart 2024, nrs. ARN 22/2135 tot en met ARN 22/2140, ARN 22/2142 en ARN 22/21431, betreffende een verzoek van belanghebbende om herziening van de uitspraken van dat Hof van 27 juni 2017, nrs. 16/00748 tot en met 16/00752, van 14 juli 2020, nrs. 20/00409 en 20/00504, van 1 juni 2021, nr. 20/00493 en van 1 juni 2021, nr. 20/00507.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld.
De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
2 Beoordeling van de klachten
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.