Hoge Raad, 19-09-2025, ECLI:NL:HR:2025:1359, 23/03751
Hoge Raad, 19-09-2025, ECLI:NL:HR:2025:1359, 23/03751
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 19 september 2025
- Datum publicatie
- 19 september 2025
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2025:1359
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2023:3017
- Zaaknummer
- 23/03751
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 23/03751
Datum 19 september 2025
ARREST
in de zaak van
de erfgenaam van [A] (hierna: belanghebbende)
tegen
het DAGELIJKS BESTUUR VAN COCENCUS
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 10 augustus 2023, nr. 22/022811, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland (nr. HAA 21/2729) betreffende een ten aanzien van belanghebbende gegeven beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken en een aanslag in de onroerende zaakbelasting van de gemeente Wormerland voor het jaar 2021.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld.
Na het verstrijken van de voor de motivering van het beroep in cassatie gestelde termijn heeft belanghebbende een geschrift ingediend. Op dit stuk slaat de Hoge Raad geen acht.
Het dagelijks bestuur van Cocencus, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
2 Beoordeling van de klachten
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.