Home

Hoge Raad, 26-09-2025, ECLI:NL:HR:2025:1410, 23/02907

Hoge Raad, 26-09-2025, ECLI:NL:HR:2025:1410, 23/02907

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
26 september 2025
Datum publicatie
26 september 2025
ECLI
ECLI:NL:HR:2025:1410
Formele relaties
Zaaknummer
23/02907

Inhoudsindicatie

HR: 81.1 RO.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 23/02907

Datum 26 september 2025

ARREST

in de zaak van

[X] B.V. (hierna: belanghebbende)

tegen

1. de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

2. de STAAT (de MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID)

op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 5 juli 2023, nr. 21/012421, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nr. SGR 21/1303) betreffende een aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen en de daarbij gegeven beschikking inzake belastingrente.

1 Geding in cassatie

1.1

Belanghebbende, vertegenwoordigd door S.M. Bothof, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.

1.2

De Advocaat-Generaal R.J. Koopman heeft op 5 april 2024 geconcludeerd tot gegrondverklaring van het beroep in cassatie.2Belanghebbende heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.

1.3

Belanghebbende heeft op 20 augustus 2025 verzocht om de Minister van Justitie en Veiligheid te veroordelen tot een vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn die geldt voor de behandeling van het cassatieberoep.

2 Beoordeling van de klachten

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3 Overschrijding van de redelijke termijn in de cassatieprocedure

3.1

Belanghebbende heeft de Hoge Raad verzocht om de Staat te veroordelen tot een vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn die geldt voor de behandeling van het cassatieberoep.

3.2

In deze zaak is beroep in cassatie ingesteld op 27 juli 2023. Het tijdsverloop sindsdien tot het moment dat de Hoge Raad in deze zaak arrest wijst, levert wat de cassatieprocedure betreft een overschrijding op van de redelijke termijn met niet meer dan zes maanden. Aan belanghebbende komt daarom een vergoeding van immateriële schade toe van € 500.

4 Proceskosten

5 Beslissing