Hoge Raad, 24-10-2025, ECLI:NL:HR:2025:1603, 24/01430
Hoge Raad, 24-10-2025, ECLI:NL:HR:2025:1603, 24/01430
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 24 oktober 2025
- Datum publicatie
- 24 oktober 2025
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2025:1603
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2024:701
- Zaaknummer
- 24/01430
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 24/01430
Datum 24 oktober 2025
ARREST
in de zaak van
[X] (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 6 maart 2024, nrs. 22/00462 tot en met 22/004711, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nrs. BRE 18/2977 tot en met 18/2984, 18/8198 en 18/8199) betreffende de ten aanzien van belanghebbende gegeven boetebeschikkingen voor de jaren 2012 tot en met 2015.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende, vertegenwoordigd door M.C.J. Schoenmakers, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld.
De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.
2 Beoordeling van de middelen
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.