Hoge Raad, 24-10-2025, ECLI:NL:HR:2025:1606, 23/01677
Hoge Raad, 24-10-2025, ECLI:NL:HR:2025:1606, 23/01677
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 24 oktober 2025
- Datum publicatie
- 24 oktober 2025
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2025:1606
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2023:897
- Zaaknummer
- 23/01677
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 23/01677
Datum 24 oktober 2025
ARREST
in de zaak van
[X] B.V. (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 15 maart 2023, nr. 21/010821, op het hoger beroep van de Inspecteur tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nr. BRE 18/390) betreffende een aan belanghebbende over de periode 1 januari 2012 tot en met 31 december 2015 opgelegde naheffingsaanslag in de omzetbelasting en de daarbij gegeven beschikking inzake belastingrente.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende, vertegenwoordigd door E.A. Laman en F. van Rijn, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld.
De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P] , heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
2 Beoordeling van de middelen
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.