Home

Hoge Raad, 24-10-2025, ECLI:NL:HR:2025:1616, 22/02951

Hoge Raad, 24-10-2025, ECLI:NL:HR:2025:1616, 22/02951

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
24 oktober 2025
Datum publicatie
24 oktober 2025
ECLI
ECLI:NL:HR:2025:1616
Formele relaties
Zaaknummer
22/02951

Inhoudsindicatie

Antidumpingrechten; posten 7306 en 7307 van de GN; onderscheid tussen enerzijds buizen en pijpen en holle profielen, van ijzer of van staal, en anderzijds hulpstukken (fittings) voor buisleidingen (bijvoorbeeld verbindingsstukken, ellebogen, moffen), van ijzer of van staal.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 22/02951

Datum 24 oktober 2025

ARREST

in de zaak van

[X] GmbH (hierna: belanghebbende)

tegen

de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 14 juni 2022, nr. 21/002241, op het hoger beroep van de Inspecteur tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland (nr. HAA 19/987) betreffende aan belanghebbende uitgereikte uitnodigingen tot betaling van antidumpingrechten en de daarbij gegeven beschikkingen inzake rente op achterstallen.

1 Geding in cassatie

1.1

Belanghebbende, vertegenwoordigd door R. Andringa, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.

1.2

Belanghebbende heeft op 17 september 2024 verzocht om de Staat te veroordelen tot een vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn die geldt voor de behandeling van het cassatieberoep.De Minister van Justitie en Veiligheid heeft schriftelijk gereageerd op het hiervoor bedoelde verzoek om vergoeding van immateriële schade en zich gerefereerd aan het oordeel van de Hoge Raad.

2 Uitgangspunten in cassatie

2.1

Op 18 juni 2015 respectievelijk 2 december 2015 heeft belanghebbende een douaneaangifte gedaan voor het brengen in het vrije verkeer van goederen die door belanghebbende worden aangeduid als pijpnippels. In de aangifte zijn de goederen omschreven als “hulpstukken voor buisleidingen van ijzer van staal met schroefdraad (steel nipples)” met vermelding van postonderverdeling 7307 99 10 van de Gecombineerde Nomenclatuur (tekst van 1 januari 2015 tot en met 31 december 20152; hierna: de GN). Volgens de aangifte zijn de goederen van oorsprong uit de Volksrepubliek China. Bij de vrijgave van de goederen heeft belanghebbende douanerechten betaald naar het bij tariefpostonderverdeling 7307 99 10 behorende tarief van 3,7 procent.

2.2

In maart 2017 heeft de Inspecteur bij belanghebbende een administratieve controle ingesteld naar de juiste tariefindeling van de door belanghebbende ingevoerde goederen. Hij heeft de goederen omschreven als:

“concentrische rechte gelaste producten met één omsloten ronde holte. De uiteinden zijn aan de buitenzijde, meestal aan beide zijden voorzien van schroefdraad”.

Volgens de bevindingen van de Inspecteur bestaan de zendingen waarop de hiervoor in 2.1 bedoelde douaneaangiften zien, uit goederen met verschillende artikelnummers, naar gelang van de afmeting van de diameter en van de lengte, het type schroefdraad en van het materiaal (staal, dat is verzinkt dan wel zwart is). De uitwendige diameter van de goederen varieert van 13,5 mm tot 114,3 mm (1/4” tot 4”). De lengte varieert van 40 mm tot 300 mm.

2.3

Naar aanleiding van deze bevindingen heeft de Inspecteur zich op het standpunt gesteld dat de door belanghebbende ingevoerde goederen als “andere pijpen van staal” moeten worden ingedeeld in postonderverdeling 7306 30 41 van de GN voor zover zij zijn voorzien van een zinklaag, en in postonderverdeling 7306 30 49 van de GN voor zover het gaat om andere pijpen. Volgens hem zijn de door belanghebbende ingevoerde goederen niet aan te merken als hulpstukken in de zin van post 7307 van de GN.

2.4

Op de hiervoor in 2.1 vermelde data van invoer bedroeg het bij postonderverdelingen 7306 30 41 en 7306 30 49 van de GN behorende tarief van douanerechten nul procent. Op die data was echter wel een definitief antidumpingrecht ingesteld op bepaalde buizen en pijpen van ijzer of van niet-gelegeerd staal die worden ingedeeld in postonderverdelingen 7306 30 41, 7306 30 49, 7306 30 72 en 7306 30 77 van de GN, wanneer zij van oorsprong uit Belarus, de Volksrepubliek China of Rusland zijn.3 Voor goederen van die postonderverdelingen van oorsprong uit de Volksrepubliek China bedroeg het antidumpingrecht 90,6 procent. De Inspecteur heeft dit antidumpingrecht van belanghebbende nagevorderd ter zake van de door belanghebbende ingevoerde goederen. Hij heeft de door belanghebbende betaalde douanerechten op de voet van artikel 116 van het Douanewetboek van de Unie aan haar terugbetaald.

2.5

Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur de goederen waarvan de lengte niet meer bedroeg dan tweemaal de grootste uitwendige diameter, alsnog ingedeeld onder post 7307 van de GN in overeenstemming met de hiervoor in 2.1 bedoelde aangiften en de uitnodigingen tot betaling in zoverre verminderd.

2.6

De Rechtbank heeft geoordeeld dat de overige door belanghebbende ingevoerde goederen zijn bestemd om te worden gebruikt als hulpstukken voor buisleidingen en daarom moeten worden ingedeeld onder post 7307 van de GN, en heeft op die grond de nog in geschil zijnde uitnodigingen tot betaling vernietigd.

3 De oordelen van het Hof

3.1

Voor het Hof was in geschil of deze overige door belanghebbende ingevoerde goederen (hierna ook: de in geding zijnde goederen) moeten worden ingedeeld in postonderverdeling 7307 99 10 van de GN (standpunt belanghebbende) of in postonderverdeling 7306 30 41 respectievelijk 7306 30 49 van de GN (standpunt Inspecteur). Het Hof heeft in rechtsoverweging 2.3 van zijn uitspraak ter illustratie een foto met voorbeelden van de in geding zijnde goederen opgenomen.

3.2

Het Hof heeft de in geding zijnde goederen omschreven als korte stukken ronde pijp, van staal, met een lengte variërend van 4 tot 30 centimeter. De uiteinden zijn aan de buitenzijde, meestal aan beide zijden, voorzien van een schroefdraad, die enigszins taps toelopend is gemaakt. Gelet op deze objectieve kenmerken en eigenschappen zijn de goederen naar het oordeel van het Hof met toepassing van indelingsregel 1 vatbaar voor indeling onder post 7306 van de GN als “andere pijpen van staal”. Het Hof heeft daarbij opgemerkt dat de aanwezigheid van (een) schroefdraad en de omstandigheid dat deze schroefdraad enigszins taps toelopend is gemaakt (“cone shaped”), blijkens de toelichting van de Werelddouaneorganisatie (hierna: de WDO) op hoofdstuk 73 van het Geharmoniseerd Systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen (hierna: het GS) niet aan indeling als pijpen onder die tariefpost in de weg staan.

3.3

De in geding zijnde goederen zijn naar het oordeel van het Hof niet vatbaar voor indeling onder post 7307 van de GN als “hulpstukken (fittings) voor buisleidingen (bijvoorbeeld verbindingstukken, ellebogen, moffen)”, aangezien zij niet over de daarvoor vereiste objectieve kenmerken en eigenschappen beschikken zoals deze in de bewoordingen van de post zijn beschreven. Het Hof heeft erop gewezen dat post 7307 van de GN blijkens de toelichting van de WDO op het GS betrekking heeft op hulpstukken (fittings) die hoofdzakelijk worden gebruikt voor het samenvoegen of verbinden (1) van twee buizen of buisvormige delen, (2) van een buis met een ander voorwerp, of (3) voor het afsluiten van bepaalde delen van buisleidingen.

3.4

Ter zitting in hoger beroep heeft belanghebbende desgevraagd verklaard dat de onderhavige korte stukken pijp zich in technisch opzicht niet onderscheiden van langere pijplengten en dat een installateur (pijpfitter) dergelijke korte stukken pijp zelf kan vervaardigen door de gewenste lengte van een langere pijp af te zagen en vervolgens aan beide zijden een schroefdraad te snijden. Dit kost echter veel tijd, zeker indien veel korte stukken pijp benodigd zijn, aldus belanghebbende. Volgens het Hof heeft belanghebbende daarmee het door de Inspecteur ingenomen standpunt bevestigd dat de onderhavige goederen in wezen kant-en-klare pasbuizen zijn. Verder heeft belanghebbende ter zitting verklaard dat de goederen niet worden gebruikt om twee pijpen met elkaar te verbinden, maar “om de afstand tussen twee hulpstukken te overbruggen”. Dat betekent volgens belanghebbende dat ook de goederen zelf als hulpstukken moeten worden aangemerkt. Het Hof heeft dit betoog verworpen. Volgens het Hof geldt hier: “een pijp is en blijft een pijp, ook indien deze slechts van beperkte lengte is en beide uiteinden worden verbonden met een hulpstuk”.

3.5

De slotsom van het Hof is dat de goederen uitsluitend vatbaar zijn voor indeling onder post 7306 van de GN.

4 Rechtskader

5 Beoordeling van de klachten

6 Overschrijding van de redelijke termijn in de cassatieprocedure

7 Proceskosten

8 Beslissing