Hoge Raad, 24-10-2025, ECLI:NL:HR:2025:1618, 24/00888
Hoge Raad, 24-10-2025, ECLI:NL:HR:2025:1618, 24/00888
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 24 oktober 2025
- Datum publicatie
- 24 oktober 2025
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2025:1618
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2024:269
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2024:1255
- Zaaknummer
- 24/00888
Inhoudsindicatie
Pensioen woonland België; vrijstellingsformulier; vertrouwensbeginsel.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 24/00888
Datum 24 oktober 2025
ARREST
in de zaak van
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
tegen
de erfgenaam van [A] (hierna: belanghebbende)
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 31 januari 2024, nrs. 21/01055 tot en met 21/010581, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nrs. BRE 20/6569 tot en met 20/6572) betreffende aan belanghebbende over de jaren 2014 tot en met 2017 opgelegde navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en de daarbij gegeven beschikkingen inzake belastingrente.
1 Geding in cassatie
De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P] , heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Belanghebbende, vertegenwoordigd door M.E.P.M. Coenen, heeft een verweerschrift ingediend.
De Advocaat-Generaal R.J. Koopman heeft op 22 november 2024 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie.2
De Staatssecretaris heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.
2 Beoordeling van het middel
De eerste klacht van het middel keert zich tegen het oordeel van het Hof dat het risico van het achterwege laten van een vraag in het vrijstellingsformulier naar de heffing over het pensioen in het woonland België voor rekening van de Inspecteur komt. De klacht faalt op de gronden die zijn vermeld in de onderdelen 9.5 en 9.6 van de conclusie van de Advocaat-Generaal.
De Hoge Raad heeft ook de overige klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat ook deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3 Proceskosten
De Staatssecretaris zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.