Hoge Raad, 21-11-2025, ECLI:NL:HR:2025:1727, 23/02178
Hoge Raad, 21-11-2025, ECLI:NL:HR:2025:1727, 23/02178
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 21 november 2025
- Datum publicatie
- 21 november 2025
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2025:1727
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2023:1282
- Zaaknummer
- 23/02178
Inhoudsindicatie
Tweede cassatieberoep na HR 28 januari 2022, ECLI:NL:HR:2022:84. Art. 25, lid 3, en art. 27e AWR; omkering van de bewijslast n.a.v. onjuiste/onvolledige aangifte als buitenlands belastingplichtige? Vergrijpboeten
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 23/02178
Datum 21 november 2025
ARREST
in de zaak van
[X] (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 16 mei 2023, nrs. 22/00085 tot en met 22/000911, betreffende de aan belanghebbende voor de jaren 2011 tot en met 2015 opgelegde aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en in de premieheffing Zorgverzekeringswet, de daarbij gegeven beschikkingen inzake heffings- en belastingrente, en de bij de aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen gegeven boetebeschikkingen.
1 Het eerste geding in cassatie
Bij arrest van de Hoge Raad van 28 januari 2022, ECLI:NL:HR:2022:84, is vernietigd de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag, nrs. BK-19/00617 tot en met BK-19/00620, BK-19/00640, BK-19/00641, en BK 20/004622, voor zover deze betrekking heeft op de hiervoor vermelde aanslagen en beschikkingen, met verwijzing van het geding naar het Gerechtshof Amsterdam (hierna: het Hof) ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dat arrest.
2 Het tweede geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld.
De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
3 Beoordeling van de klachten
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).