Hoge Raad, 12-12-2025, ECLI:NL:HR:2025:1881, 24/02250
Hoge Raad, 12-12-2025, ECLI:NL:HR:2025:1881, 24/02250
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 12 december 2025
- Datum publicatie
- 12 december 2025
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2025:1881
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2024:1460
- Zaaknummer
- 24/02250
Inhoudsindicatie
Art. 7:15 Awb en Besluit proceskosten bestuursrecht; kosten voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand voor de bezwaarfase; differentiatie in vergoeding tussen belasting- en premiezaken enerzijds en overige zaken anderzijds; HR 12 juli 2024, ECLI:NL:HR:2024:1060.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 24/02250
Datum 12 december 2025
ARREST
in de zaak van
[X] (hierna: belanghebbende)
tegen
het COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE AMSTERDAM
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 8 mei 2024, nr. 23/3861, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Amsterdam (AMS 22/1382) betreffende een aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag in de parkeerbelasting.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende, vertegenwoordigd door N.G.A. Voorbach, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam (hierna: het College), vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.
2 Uitgangspunten in cassatie
De heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam (hierna: de heffingsambtenaar) heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag in de parkeerbelasting opgelegd. De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende tegen de naheffingsaanslag ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar. De Rechtbank heeft het beroep van belanghebbende gegrond verklaard en daarbij de vergoeding van de kosten voor de bezwaarfase vastgesteld op € 296, uitgaande van 2 punten, wegingsfactor 0,5, en een waarde per punt van € 296. De Rechtbank heeft geen aanleiding gezien om de heffingsambtenaar te veroordelen in de proceskosten in beroep.
3 De oordelen van het Hof
In hoger beroep was onder meer de proceskostenvergoeding in beroep in geschil. Het Hof heeft het hoger beroep gegrond verklaard, omdat het met partijen van oordeel is dat belanghebbende recht heeft op een vergoeding van proceskosten voor de beroepsfase. In zoverre heeft het Hof de uitspraak van de Rechtbank vernietigd.
Belanghebbende heeft zich verder, onder verwijzing naar de conclusie van de Advocaat-Generaal R.J. Koopman van 1 maart 2024, ECLI:NL:PHR:2024:235, op het standpunt gesteld dat voor de proceshandelingen in de bezwaarfase een kostenvergoeding van € 624 dient te worden toegekend. Het Hof heeft in deze conclusie geen aanleiding gezien een ander tarief toe te passen en heeft de proceskostenvergoeding in bezwaar daarom ongewijzigd gelaten.