Hoge Raad, 25-04-2025, ECLI:NL:HR:2025:685, 24/01374
Hoge Raad, 25-04-2025, ECLI:NL:HR:2025:685, 24/01374
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 25 april 2025
- Datum publicatie
- 25 april 2025
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2025:685
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHDHA:2024:304
- Zaaknummer
- 24/01374
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 24/01374
Datum 25 april 2025
ARREST
in de zaak van
de erven van [A] (hierna: belanghebbenden)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 28 februari 2024, nrs. BK-23/11 tot en met BK-23/131, op het hoger beroep van belanghebbenden tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nrs. SGR 21/3279, SGR 21/8222 en SGR 21/8223) betreffende de aan [A] voor de jaren 2016, 2017 en 2018 opgelegde aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en de daarbij gegeven beschikkingen inzake belastingrente.
1 Geding in cassatie
Belanghebbenden, vertegenwoordigd door A.M.H. Hogervorst, hebben tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld.
De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbenden hebben een conclusie van repliek ingediend.
2 Beoordeling van de klachten
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.